Domein B5: Afweer van het organisme

Domein B5: Afweer van het organisme
1 / 45
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 45 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Domein B5: Afweer van het organisme

Slide 1 - Slide

Pathogenen (ziekteverwekkers)
- Bacteriën (niet alle!)
- Schimmels
- Virussen
- Parasieten
- Gifstoffen

Infectie: een pathogeen is je inwendige milieu binnengedrongen (bloed/ weefsel/ lymfe/ cellen)

Slide 2 - Slide

1e verdedigingslinie
Dekweefselcellen (epitheelcellen) beschermen de mens tegen ziekteverwekkers en andere schadelijke invloeden van buiten.


Dekweefselcellen bevinden zich in de huid en in de wand van organen die direct in verbinding staan met de buitenwereld. 



Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Huid
De huid beschermt tegen ziekteverwekkers, tegen kou/ warmte en tegen UV straling.

Vacht, vetlaagje onder de huid (in het onderhuids bindweefsel), zweetklieren, pigment.



Slide 5 - Slide

Huid: kou/ hitte
Bij kou: minder doorbloeding van de huid -> minder warmteverlies

Bij hitte: meer doorbloeding van de huid -> meer warmteverlies + verdamping van zweet.

Slide 6 - Slide

Andere epitheelcellen
Op plekken waar geen huid zit produceren epitheelcellen:
  • Traanvocht (met anti-bacterie-enzymen)
  • Slijm (vangt ziekteverwekkers en stof) -> slijmvliezen
  • Zoutzuur (in de maag - doodt ziekteverwekkers)

Ook hebben deze epitheelcellen soms trilharen die het slijm naar buiten werken. Bijvoorbeeld in de luchtpijp.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Niet-specifieke afweer
De niet-specifieke afweer is niet gericht op een speicifieke ziekteverwekker. 

De niet-specifieke afweer is aangeboren.


Slide 9 - Slide

Fagocyten/ macrofagen
Fagocyten is een groep van de witte bloedcellen die lichaamsvreemde zaken opeten. De macrofagen, een deelgroep van de fagocyten, doen dit vooral.

Fagocytose: het omsluiten van een lichaamsvreemd ding en het afbreken/ verteren ervan. Ze kunnen door de wand van haarvaten heen in het weefsel komen.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Herkenning
Je witte bloedcellen (macrofagen en lymfocyten) kunnen lichaamsvreemde cellen en stoffen herkennen aan de herkenningseiwitten aan de buitenkant van cellen en virussen. Die eiwitten heten antigenen.

Slide 12 - Slide

Herkenning
Je witte bloedcellen weten welke antigenen in je lichaam thuishoren = lichaamseigen (van je eigen cellen en van je goede bacteriën, bijvoorbeeld in je darm) en dus ook welke er niet in thuis horen = lichaamsvreemd.

Slide 13 - Slide

Specifieke afweer
De specifieke afweer is gericht op een specifieke ziekteverwekker. 

De specifieke afweer wordt verworven gedurende het leven.


Slide 14 - Slide

Activering van de specifieke afweer
Na fagocytose van een ziekteverwekker breekt de macrofaag de indringer af en plaatst vervolgens het lichaamsvreemde antigeen van de ziekteverwekker op zijn eigen celmembraan (aan de MHC-II).


Slide 15 - Slide

Activering van de specifieke afweer
De macrofaag wordt daarmee een Antigeen Presenterende Cel (APC). 

Hij gaat nu in een lymfeknoop of de milt op zoek naar een T-helpercel met een receptor die past op het gepresenteerde antigeen.  

Slide 16 - Slide

Activering van de specifieke afweer
Inactieve T-helpercellen (Th)
hebben elk een unieke antigeen-receptor.

Als de antigeen receptor van een T-helpercel past op het antigeen dat door de APC wordt gepresenteerd dan wordt de Th-cel actief.

Slide 17 - Slide

Activering van de specifieke afweer
De Th-cel activatie is de eerste
stap in het activeren van de specifieke afweer!

Slide 18 - Slide

1: niet specifieke afweer
BINAS 84L

Slide 19 - Slide

2: Antigeen presentatie (APC)
BINAS 84L

Slide 20 - Slide

3: Activatie T helpercellen
BINAS 84L

Slide 21 - Slide

4: Activatie cytotoxische T cellen
-> celdood geinfecteerde cellen
BINAS 84L

Slide 22 - Slide

Tc cellen
De Tc-cellen (cytotoxische T cellen) herkennen lichaamscellen die geïnfecteerd zijn door een virus (en soms ook kankercellen).

Ze maken de cellen kapot door het celmembraan stuk te maken -> lysis (cel loopt leeg)

Slide 23 - Slide

5: Activatie B cellen
BINAS 84L

Slide 24 - Slide

6: Plasmacellen -> antistoffen
BINAS 84L

Slide 25 - Slide

Plasmacellen
Plasmacellen maken antistoffen aan.
Antistoffen worden ook wel immunoglobulines genoemd of antilichamen.

Antistoffen binden aan de ziekteverwekker en maken deze dood en/ of maken deze makkelijk herkenbaar voor fagocyten.

Slide 26 - Slide

Verloop van een infectie
Na verloop van tijd is de infectie bestreden en moet de afweer-reactie ook weer worden stopgezet (deze kost veel energie).

Hiervoor zorgen T-suppressorcellen.

Deze remt de B-cellen en daarmee de 
vorming van antistoffen.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video


Pasgeboren kinderen
          
Zelf de infectie doormaken
Antistoffen inspuiten
Vaccineren
Natuurlijk
Kunstmatig
P
a
s
s
i
e
A
c
t
i
e

Slide 29 - Slide

Antigenen op de bloedcellen
Op je rode bloedcellen zitten óók antigenen.

Afhankelijk van welke antigenen er op je rode bloedcellen zitten heb je een bepaalde bloedgroep.



Slide 30 - Slide

Antigenen op de bloedcellen
Bloedgroep A                 Bloedgroep AB




Bloedgroep B                    Bloedgroep 0

Slide 31 - Slide

Antistoffen in bloedplasma
Bloedgroep A                 Bloedgroep AB
Anti-B                                                   geen



Bloedgroep B                    Bloedgroep 0
Anti-A                               Anti-A en Anti-B

Slide 32 - Slide

Klontering
Als je anti-B en bloed met bloedcellen met antigeen B samenvoegt gaat het klonteren.


Het effect van de klontering 
kun je gebruiken om de
bloedgroep van iemand te bepalen.




Slide 33 - Slide

Bloedtranfusie
Om te bepalen welk bloed iemand kan ontvangen moet je dus bepalen welke antistoffen iemand heeft/ maakt.

Bloedgroep A heeft Anti-B en mag dus geen bloedcellen met antigeen B ontvangen. Dit betekend dus geen bloedgroep B of bloedgroep AB.



Slide 34 - Slide

Universele ontvanger
Iemand met bloedgroep AB kan alle typen bloed ontvangen want hij/ zijn maakt geen anti-A en geen anti-B.

bloedgroep AB = de universele ontvanger!



Slide 35 - Slide

Universele donor
Iemand met bloedgroep 0 kan aan iedereen doneren want de bloedcellen uit dit bloed bevatten geen antigenen en kunnen dus niet klonteren met anti-A en anti-B.

bloedgroep 0 = de universele donor!


Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Resusfactor
Bloedcellen kunnen ook nog een ander antigeen bevatten: de resusfactor/ resusantigeen/ antigeen type D.

Iemand met antigeen D, is resuspositief (Rh+) .



Slide 38 - Slide

Resus-baby
Een resus negatieve moeder (Rh-) is zwanger van een resuspositieve baby (Rh+).

Tijdens de zwangerschap kan er een klein beetje bloed lekken van het kind naar de moeder via de placenta en tijdens de bevalling is de kans hierop groot.




Slide 39 - Slide

Resus-baby
De moeder zal dan een afweerreactie tegen die bloedcellen hebben en antiresus vormen.

B-geheugencellen kunnen, wanneer de moeder weer in aanraking komt met Rh+ bloed, plasmacellen vormen en grote hoeveelheden antiresus maken.





Slide 40 - Slide

Resus-baby
Bij een tweede (of volgende) zwangerschap kan er weer een kleine lekkage zijn in de placenta en de moeder zal een snelle, sterke afweerreactie met antiresus hebben. Deze antistoffen kunnen door de placenta en komen bij het kind. 

Deze antistoffen laten het bloed van het kind klonteren en het kind kan overlijden, een resusbaby





Slide 41 - Slide

Resusbaby bij tweede zwangerschap

Slide 42 - Slide

Resus-baby voorkomen
Door de moeder tijdens de zwangerschap in te spuiten met een kleine hoeveelheid antiresus worden eventuele gelekte cellen van het kind meteen afgebroken en ze veroorzaken geen afweerreactie.

Na de bevalling volgt een tweede injectie met een antiresus vaccin.
--> welke vorm van immunisatie?





Slide 43 - Slide

Slide 44 - Video

Afweer Planten (12.1)
Planten beschermen zich tegen vraat via:
- mechanische afweer (stekels, doornen)
- mutualistische relaties (bijv. mieren in acacia, sluipwesp)
- chemische afweer (bittere smaak, brandharen met gif)

Slide 45 - Slide