les 3 grammaire -er et écouter

1 / 36
next
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Slide 1 - Video

Hoe heet deze typisch
Franse pet?
A
un chapeau
B
un hat
C
le béret
D
la casquette

Slide 2 - Quiz

De Franse keuken is erg beroemd, maar ze eten ook 'vreemde dingen' ;) 

Slide 3 - Slide

Wat zijn les cuisses
de grenouiles ?
A
slakken
B
kikkerbilletjes
C
ganzenlever
D
garnalen

Slide 4 - Quiz

Wat is de Franse
naam voor slakken?
A
ratatouille
B
fromage
C
escargots
D
baguette

Slide 5 - Quiz

Franse specialiteiten 

Slide 6 - Slide

Typisch Frans eten 

Slide 7 - Slide

  • Herhaling werkwoord avoir
  • regelmatige werkwoorden -er
  • écouter
Le but: à la fin de ce cours:
  • kan ik de werkwoorden eindigend op -er gebruiken in het Frans
  • heb ik geoefend met luisteren in het Frans

Slide 8 - Slide

ik
jij
hij
zij
men/we
wij
jullie/u
zij(m)
zij (v)
- persoonlijk voornaamwoorden.
Je
Elles
Nous
il
Tu
Elle
Vous
ils
On

Slide 9 - Drag question

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
avoir (hebben)
Combineer de juiste vorm van avoir met het goede persoonlijk voornaamwoord
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 10 - Drag question

Stappenplan werkwoorden op -er
Voorbeeldwerkwoord: danser (dansen) 

Stap 1:  Haal -er van het werkwoord af 
Stap 2:  Je hebt nu de stam van het werkwoord: dans
Stap 3:  Plak de juiste uitgang achter het werkwoord:
je -->  e               nous ---> ons
tu --> es             vous ----> ez
il/elle/on --->    ils/elles -----> ent

Slide 12 - Slide

infinitif: parler
radical (stam): parl-
Présent:
je parle
tu parles
il/elle/on parle
nous parlons
vous parlez
ils/elles parlent
Les verbes réguliers en -er

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Welke werkwoorden op -er ken je nog meer in het Frans? (Je mag spieken in je boek)

Slide 15 - Mind map

Uitgangen werkwoorden - er
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
+ent
+ons
+es
+ez
+e
+e

Slide 16 - Drag question

welke vervoeging is goed?
A
je manges
B
tu manges
C
il manget
D
nous mangez

Slide 17 - Quiz

welke vervoeging is goed?
A
vous jouons
B
vous jouent
C
vous jouez
D
vous jouer

Slide 18 - Quiz

Wat is de stam van parler?

Slide 19 - Open question

Wat is de stam van inviter?

Slide 20 - Open question

jij danst
A
tu danse
B
tu danses
C
je danses
D
je dansee

Slide 21 - Quiz

Wij geven
A
vous donnez
B
nous donnez
C
vous donnent
D
nous donnons

Slide 22 - Quiz

Vind de juiste combinaties
kijken
voorstellen
dansen
houden van
uitnodigen
eten
inviter
regarder
manger
aimer
présenter
danser

Slide 23 - Drag question

Zij luistert
A
elle écoute
B
elles écoutent
C
il écoute
D
ils écoutent

Slide 24 - Quiz

jij woont (habiter)

Slide 25 - Open question

wij zoeken (chercher -nous)

Slide 26 - Open question

wij zoeken (chercher - on)

Slide 27 - Open question

zij luisteren naar (écouter)

Slide 28 - Open question

hij geeft (donner)

Slide 29 - Open question

jullie beginnen (commencer)

Slide 30 - Open question

eten
beginnen
luisteren naar
zoeken
helpen
praten
kijken
werken
lachen
chercher
écouter
parler
regarder
travailler
aimer
rigoler
manger
aider

Slide 31 - Drag question

Au travail
Maken exercices 16a, 16d, 17 a en b

Klaar? Maak exercice 17c

Slide 32 - Slide

Deeltoets 2
vocabulaire - apprendre B blz 92
grammaire D blz 95 - regelmatige werkwoorden op -er

Slide 33 - Slide

Regarder - blz 78

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Blooket
Frans getallen 20-70

Slide 36 - Slide