3H revision werkwoorden -er (présent)

1 / 39
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Regelmatige werkwoorden op
-er
uitgangen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Stap 1: maak de stam
Haal -er van het werkwoord af.

Bijvoorbeeld: parler --> parl  = stam

Slide 4 - Slide

Stap 1 .... de stam
parl
parl
parl
parl
parl
parl
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles

Slide 5 - Slide

Stap 2: kies de juiste uitgang
parl
parl
parl
parl
parl
parl
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
e
es
e
ons
ez
ent

Slide 6 - Slide

Les verbes réguliers en -er
Regelmatige werkwoorden op -er

Stap 1: haal -er van het werkwoord af
Stap 2: voeg de juiste uitgang toe -> 
                 e / es / e / ons / ez / ent

Slide 7 - Slide

Ezelsbrug -> ww -er
een  eskimo  eet  ons  ezeltje  enthousiast
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles

Slide 8 - Slide

Welke Franse werkwoorden op -er ken je ?

Slide 9 - Mind map

Stap 1 is:
A
uitgang erachter zetten
B
Hele werkwoord + uitgang
C
hele werkwoord min -er, dan krijg je de stam
D
de stam opzoeken door hele werkwoord min -r

Slide 10 - Quiz

Wat is de stam van 'danser' ?

Slide 11 - Open question

Stap 2 is:
A
Stam + uitgang
B
Hele werkwoord + uitgang
C
hele werkwoord min -er, dan krijg je de stam
D
de stam opzoeken door hele werkwoord min -r

Slide 12 - Quiz

Sleep de uitgangen naar de juiste persoon
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je
-ons
-ent
-e
-ez
-es
-e

Slide 13 - Drag question

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoon
je
tu
il / elle / on
nous
vous
ils / elles
parle
parlez
parlons
parlent
parle
parles

Slide 14 - Drag question

Sleep de Nederlandse vertaling naar het juiste Franse werkwoord
timer
0:25
regarder
écouter
détester
aimer
een hekel hebben aan
houden van / leuk vinden
kijken
luisteren

Slide 15 - Drag question

Je (regarder)
A
regardons
B
regardes
C
regarde
D
regardent

Slide 16 - Quiz

vous (donner)
A
donnons
B
donnez
C
donnent
D
donnes

Slide 17 - Quiz

Fabien et Amélie (chercher)
A
cherchons
B
cherchez
C
cherchent
D
cherches

Slide 18 - Quiz

Elle (aimer)
A
aimes
B
aimet
C
aime
D
aiment

Slide 19 - Quiz

Tu (donner)
A
donnes
B
donne
C
donn
D
donnez

Slide 20 - Quiz

Paul (parler)
A
parles
B
parlons
C
parle
D
parlent

Slide 21 - Quiz

Nous (aider)
A
aide
B
aidons
C
aides
D
aidez

Slide 22 - Quiz

il (trouver)
A
trouve
B
trouves
C
trouvez
D
trouvent

Slide 23 - Quiz

Uitgangen werkwoorden - er
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
+ent
+ons
+es
+ez
+e
+e

Slide 24 - Drag question

Nous (écouter)

Slide 25 - Open question

je .... (marcher)

Slide 26 - Open question

vous ... (passer)

Slide 27 - Open question

tu ... (tourner)

Slide 28 - Open question

ils ... (penser)

Slide 29 - Open question

on ... (aimer)

Slide 30 - Open question

Ken je de persoonlijke voornaamwoorden nog?
Sleep NL naar FA.
IK
JIJ
HIJ
ZIJ (1 persoon)
WIJ / MEN
WIJ
U / JULLIE
ZIJ (ml + mv)
ZIJ (vl + mv)
JE
TU
IL
ELLE
ON
NOUS
VOUS
ILS
ELLES

Slide 31 - Drag question

Vertaal: wij zoeken
(zoeken = chercher)
A
Nous cherchons
B
Vous cherchez
C
Ils/elles cherchent
D
Tu cherches

Slide 32 - Quiz

Vertaal: zij praten
(praten = parler)
A
Je parle
B
Tu parles
C
Nous parlons
D
Ils/elles parlent

Slide 33 - Quiz

Vertaal: jullie geven
(geven= donner)

Slide 34 - Open question

Vertaal: jij woont
(wonen = habiter)

Slide 35 - Open question

Vertaal: ik kijk
(kijken = regarder)

Slide 36 - Open question

Nathalie (aimer) son chien.

Slide 37 - Open question

Pierre et Lisa (manger) une pomme.

Slide 38 - Open question


Is dit gelukt ?

Maak dan de LessonUp:
Passé Composé avoir

Slide 39 - Slide