Een zin heeft nooit meer dan één persoonsvorm. deze uitspraak is:
A
waar
B
niet waar
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Een zin heeft nooit meer dan één persoonsvorm. deze uitspraak is:
A
waar
B
niet waar
Slide 1 - Quiz
Een zin kan dus meerdere persoonsvormen bevatten. Een zin met één persoonsvorm noem je een:
A
enkelvoudige zin
B
samengestelde zin
Slide 2 - Quiz
Een zin met één persoonsvorm noem je een enkelvoudige zin. Een zin met meerdere persoonsvormen noem je een samengestelde zin. Welke zin is enkelvoudig?
A
Terwijl ik televisiekijk, eet ik een zak chips.
B
Waarom is Jantien zo van streek?
Slide 3 - Quiz
Welke zin is samengesteld?
A
Op een van de bordjes stond vermeld dat je niet op het gras mocht lopen.
B
Heb jij gisteren bij die boekenwinkel het nieuwe boek van Nadine Beijlo besteld?
Slide 4 - Quiz
Wat is het voegwoord in de volgende zin? Vroeger laadden ze een accu niet op, maar gooiden ze hem weg.
A
vroeger
B
laadden op
C
gooiden weg
D
maar
Slide 5 - Quiz
'maar' is een
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 6 - Quiz
Toen de waterleiding lekte, dichtten wij het gat met plakband. Het voegwoord is:
A
Toen
B
lekte
C
dichtten
D
met
Slide 7 - Quiz
'Toen' is een
A
nevenschikkend voegwoord
B
onderschikkend voegwoord
Slide 8 - Quiz
Ons bedrijf zal alles onderzoeken, zodat de problemen verholpen worden. Schrijf het voegwoord op.
Slide 9 - Open question
'zodat' is een ......... voegwoord. Wat moet op de stippellijn staan, onderschikkend of nevenschikkend?
Slide 10 - Open question
nevenschikkend voegwoord
onderschikkend voegwoord
Anna wast thuis haar handen, nadat ze in de supermarkt is geweest.