1.8.1 Stappenplan zinsdelen benoemen

Lesdoel
Aan het eind van deze les kan je met behulp van een stappenplan zinsdelen benoemen. Je weet in welke volgorde een zin ontleed moet worden en hoe de verschillende delen heten. Je  kunt de leestekens op de juiste manier gebruiken in een citaat. 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesdoel
Aan het eind van deze les kan je met behulp van een stappenplan zinsdelen benoemen. Je weet in welke volgorde een zin ontleed moet worden en hoe de verschillende delen heten. Je  kunt de leestekens op de juiste manier gebruiken in een citaat. 

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog?
Welke zinsdelen ken je nog?
Hoe vind je die zinsdelen dan?
Hoe verdeel je ook alweer een zin in zinsdelen?

Slide 2 - Slide

Persoonsvorm (PV)

De persoonsvorm is een werkwoord in de zin.

Je vindt de PV door de zin vragend te maken; het eerste werkwoord is dan de PV!

Slide 3 - Slide

Onderwerp (Ond)

Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet in de zin.


Ond=wie/wat + PV + overige werkwoorden ?

Slide 4 - Slide

Werkwoordelijk Gezegde (WWG)
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
Dus OOK de persoonsvorm!

Slide 5 - Slide

Lijdend Voorwerp (LV)


LV=wie/wat + Ond + WWG ?

Slide 6 - Slide

Meewerkend Voorwerp (MV)


MV= aan/voor wie + Ond + WWG + LV ?

Slide 7 - Slide

Bijwoordelijke Bepaling (BwB)

Geeft antwoord op vragen als waar? Waarheen? Waarover? Waarom? Waardoor? Wanneer?


Ook wel  'Het 'vuilnisbakje' van de zin'  genoemd!

Slide 8 - Slide

Wat is nu dus het stappenplan om zinsdelen te benoemen?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Aan het werk!


•Maak  opgave 2 t/m 4 van 'Grammatica (zinsdelen)' op bladzijde 27/28 van je lesboek.

Slide 11 - Slide

Als je klaar bent:
(Bijna) alles goed? Ga verder met de opdrachten 5 en 6
(Te) veel fouten gemaakt? Vraag hulp aan de docent.

Slide 12 - Slide

Wat heb je nu geleerd?

Het stappenplan om zinnen te ontleden.
Eerst zoek je de ...
Dan doe je de ...
Vervolgens zoek je het ...
Daarna benoem je het ...
Hierna zoek je het ...

En eventueel het ....

Wat overblijft noemen we ...

Slide 13 - Slide