Zorgtheorie 7; Verpleegtechnisch handelen

Zorgtechnisch handelen les 7
1 / 39
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Zorgtechnisch handelen les 7

Slide 1 - Slide

Inhoud


Verpleegtechnisch handelen

Slide 2 - Slide

Welkom
Welkom bij LessonUp en bij deze les. 
Dit is les 7 van de reeks theorie lessen zorg technisch handelen

Deze lessen zijn voorbereiding op de fysieke les later op de lesdag.
Daarnaast kan je deze lessen goed gebruiken bij het leren van de toets. 
 

Slide 3 - Slide

Deze lessen doorloop je zelfstandig. Je vindt hier theorie en uitleg. Ook zijn er vragen en kleine opdrachten in de les verwerkt. Aan het einde van de les zie je terug welke opdrachten uit BOOM bij dit onderwerp horen.
Heb je nog vragen? Neem deze mee naar de les met de docent.
Deze lessen doorloop je zelfstandig. 
Je vindt hier theorie en uitleg. Ook zijn er vragen en kleine opdrachten in de les verwerkt. 

Aan het einde van de les zie je terug welke opdrachten uit BOOM bij dit onderwerp horen.
 
Heb je nog vragen? Neem deze mee naar de les met de docent.

Slide 4 - Slide

Inhoud van de les
Wat is verpleegtechnisch handelen?
Ademhaling
Hartslag
Bloeddruk
Lichaamstemperatuur

Slide 5 - Slide

waar denk je aan bij verpleeg technisch handelen?

Slide 6 - Mind map

Verpleegtechnisch handelen
Dit zijn verpleegkundige handelingen waaraan risico's zijn verbonden en die kunnen leiden tot letsel of schade bij zowel de zorgvrager als de zorgverlener. 

Om die reden is de uitvoering van deze handelingen vaak vastgelegd in protocollen en procedures. 

Slide 7 - Slide

Noem een voorbeelden van verpleegtechnisch handelen

Slide 8 - Mind map

Met welke verpleeg technische handelingen heb jij te maken in je werk?

Slide 9 - Open question

In de praktijkles leren jullie een aantal verpleegtechnische handelingen. 
De theorie die je hiervoor moet komt in deze LessonUp aan bod. 

Slide 10 - Slide

Ademhaling

Slide 11 - Slide

Ademhalen, hoe werkt dat?
  • een gaswisselingsproces dat uit twee fasen bestaat: de inademing (inspiratie, actief) en uitademing (expiratie, passief).
  • enigszins beïnvloedbaar door de wil, maar wordt grotendeels geregeld door onwillekeurige fysiologische processen.
  • geregeld door het ademcentrum, dat zich in de medulla oblongata (verlengde merg) bevindt

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

  • Baby’s 30-40 ademhalingen/minuut
  • Kinderen 20-30 ademhalingen/minuut
  • Tieners 14-20 ademhalingen/minuut
  • Volwassenen 12-18 ademhalingen/minuut

Als je ademhaling gaat tellen tel dan:
30 seconden bij regelmatige ademhaling.
60 seconden bij onregelmatige ademhaling.

Niet vertellen – onopgemerkt!!!

Slide 14 - Slide

Waarom zou je de ademhaling tellen van een cliënt?

Slide 15 - Open question

Observatie
Waar let je op bij het observeren van de ademhaling? 
Frequentie: Het aantal ademhalingen per minuut. Dit kan verhoogd of verlaagd zijn.
Diepte:  Ofwel de hoeveelheid lucht die per ademteug wordt ingeademd. De ademhaling kan dus oppervlakkig zijn of juist zeer diep, en heftig.
Regelmaat:  Bij een onregelmatige ademhaling is de duur van de pauzes tussen de ademhalingen niet gelijk.
Gelijkmatigheid: De diepte van elke inademing en uitademing hoort ongeveer hetzelfde te zijn.

Slide 16 - Slide

Wat betekend dyspnoe?
A
verstoorde zuurstofopname
B
normale ademhaling
C
kortademigheid
D
snelle ademhaling door inspanning

Slide 17 - Quiz

Dyspnoe (kortademigheid)
Ademhaling in rust – of bij geringe inspanning – versneld of verdiept is.

In de meeste gevallen is er sprake van een verstoorde zuurstofopname en/of kooldioxideafgifte. Het ademcentrum in het verlengde merg wordt dan voortdurend geprikkeld.

Meestal het geval bij longafwijkingen (astma, bronchitis, longemfyseem, enz.) en hartproblemen, zoals bij decompensatio cordis (hartfalen).

Slide 18 - Slide

Cheyne Stokes ademhaling
De ademhaling wordt steeds dieper, vaak gevolgd door een zucht waarna de ademdiepte afneemt en overgaat in een apneu, die wel een minuut kan duren.
 
Dit adempatroon is onder andere karakteristiek bij hersenaandoeningen, zoals een hersentumor, bloedingen, maar ook tijdens het stervensproces.

Verder werken bepaalde medicijnen een Cheyne Stokes-ademhaling in de hand.

Extra info
Klik voor extra info over cheyne stokes op onderstaande link:

https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/122628-ademhalingsstoornissen-cheyne-stokes-ademhaling.html

Slide 19 - Slide

Kussmaul ademhaling
Dit ademhalingstype ziet men vaak bij het diabetisch coma. Doorgaans is de ademhaling zeer diep, maar de frequentie vrijwel normaal.
 
De Kussmaul-ademhaling is een karakteristiek adempatroon bij een niet-behandelde suikerziekte en bij nierfalen.



Extra info
Voor extra info over Kussmaul klik op onderstaande link:

https://mens-en-gezondheid.infonu.nl/aandoeningen/122809-ademhalingsstoornissen-kussmaul-ademhaling.html#:~:text=De%20Kussmaul-ademhaling%20kenmerkt%20zich%20door%20een%20verlangzaamde%20of,metabole%20verzuring%20%28acidose%29%2C%20dus%20als%20gevolg%20van%20stofwisselingsproblemen.

Slide 20 - Slide

Hartslag en bloeddruk

Slide 21 - Slide

Wat is hartslag eigenlijk?

Slide 22 - Open question

Hartslag
  • Het aantal keren per minuut dat het hart pompt om het lichaam te voorzien van bloed.
  • De kracht van het hart heeft invloed op je bloeddruk en het slagvolume.
  • Deze combinatie wordt ook wel het hartminuutvolume genoemd. Oftewel het aantal slagen per minuut en de hoeveelheid bloed die per slag gepompt wordt.
  • Het hartritme wordt geregeld door een prikkelgeleidingssysteem.
- Elektrische prikkels stimuleren de hartspier om zich samen te trekken.
- Hierdoor stroomt bloed het lichaam door en voorziet het de spier- en andere lichaamscellen van energie en zuurstof.
- Daarnaast transporteert het bloed ook de gebruikte energie- en afvalstoffen.

Slide 23 - Slide

Noem 3 redenen die je hartslag kunnen beïnvloeden.

Slide 24 - Mind map

Je hartslag wordt o.a. bepaald door: 
  • de mate van activiteit
  • leeftijd
  • geslacht
  • je emotionele staat
  • gebruik van medicatie
  • je positie (staand of liggend)
  • gezondheidsstatus

Slide 25 - Slide

Bloeddruk is de vloeistofdruk in het slagadersysteem
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

Bloeddruk
  • Bloeddruk of tensie is de vloeistofdruk in het slagadersysteem
  • De bloeddruk wordt weergegeven door middel van twee kengetallen
de systolische druk of bovendruk
diastolische druk of onderdruk
gescheiden door een schuine streep, bijvoorbeeld RR (Riva-Rocci)[1] 120/80 mmHg.
  • De getallen geven de druk aan in millimeters kwikdruk(symbool: mmHg; 760 mmHg = 1 bar), dat wil zeggen de druk uitgeoefend door een kolom kwik van 120 mm hoogte in de eerste waarde van het voorgaande voorbeeld.

Slide 27 - Slide

Boven- en onderdruk
De systolische druk of bovendruk is de maximale druk die wordt opgebouwd in de aorta of hoofdlichaamsslagader bij het samentrekken van de linkerkamer.

De diastolische druk of onderdruk is het minimum van de druk die optreedt tussen twee samentrekkingen van het hart in, als de linkerhartkamer zich weer met bloed vult.

Slide 28 - Slide

Bloeddruk waarden volwassenen
Minder dan RR 90/60 mm Hg: lage bloeddruk / hypotensie
Rond de RR 120/80 mm Hg: optimale bloeddruk
Minder dan RR 140/90 mm Hg: normale bloeddruk
Meer dan RR 160/90 mm Hg: hypertensie/ hoge bloeddruk

Bij mensen met kwalen die een nadelige invloed op de bloedvaten kunnen hebben, zoals
diabetes mellitus wordt meestal een lagere bovendruk (RR 135 mmHg) als
maximum voor een  normale bloeddruk aangehouden.

Slide 29 - Slide

Bloeddruk waarden kinderen
Voor kinderen:
Rond de RR 80/45 mm Hg: normale bloeddruk

De grenswaarden stijgen met toename van de leeftijd, voornamelijk de bovendruk.

Slide 30 - Slide

Lichaamstemperatuur

Slide 31 - Slide

Wat weet je over lichaamstemperatuur?

Slide 32 - Mind map

Lichaamstemperatuur
  • Normaal tussen de 36 en 38 graden Celcius
  • Een te lage lichaamstemperatuur hypothermie of onderkoeling leidt tot vertraging van de vitale functies en processen in het lichaam.
  • Een te hoge lichaamstemperatuur hyperthermie of oververhitting leidt tot versnelling van de processen in het lichaam en kan leiden tot schade aan de cellen.
  • Een verhoging van de lichaamstemperatuur kan voorkomen als  -koorts bij ziekte of ontsteking - oververhitting door omgevingsfactoren - drugs


Slide 33 - Slide

Wanneer heb je verhoging?
A
tussen 36.5 en 37.5
B
ongeveer 37.5/ 38.0
C
38.0 of hoger

Slide 34 - Quiz

Manieren om te tempen
Er zijn diverse manieren om de temperatuur bij iemand op te meten. 
Maak de sleepvraag over de manieren van tempen op de volgende dia. 

Slide 35 - Slide

Betrouwbare methode
Pieptoon na ongeveer 1 minuut
In de oksel en minst betrouwbaar.
Tien minuten in oksel later bij kwikthermometer.
Mogelijk bij magere mensen en baby's. 
Temperatuur in mond is 0,3 graad lager dan rectaal. 
Tijdsduur 7 minuten bij kwikthermometer.
Ongeschikt voor baby's, kleine kinderen en verwarde mensen.
Lies is 0.5 graden lager dan rectaal.
Tien minuten aanleggen bij kwikthermometer.
Let op dat benen gesloten blijven.
Niet mogelijk bij magere mensen
Ingebracht in oor.
Binnen 2 seconden juiste meting.
Zeer nauwkeurig.
Bij de meeste mensen mogelijk. 
Intra-aurale of tympanische meting

Femorale meting
Orale meting
Rectale meting
Axillaire meting

Slide 36 - Drag question

Einde van de les

Heb je nog een vraag? 
Stel deze dan op de volgende dia en neem deze mee naar de les.

Slide 37 - Slide

Als je een vraag hebt schrijf deze dan hier op.

Slide 38 - Open question

BYE!

Slide 39 - Slide