Waar-deel groep 4

waar-deel
1 / 14
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

waar-deel

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

De vis zwemt in de kom.
Wat is in deze zin het waar-deel?
A
de vis
B
zwemt
C
in
D
in de kom

Slide 3 - Quiz

De tijger en de leeuw wonen in de zoo.
Wat is het waar-deel in deze zin?
A
de tijger en de leeuw
B
wonen
C
in de zoo
D
de leeuw

Slide 4 - Quiz

Kijk naar de afbeelding en vul het waar-deel in.
De hond ligt.......

Slide 5 - Open question

kijk naar de afbeelding en vul het waar-deel in.
De papegaai zit...

Slide 6 - Open question

De aap klimt in de boom.
Wat is in deze zin het waar-deel?
A
de aap
B
in de boom
C
klimt
D
de

Slide 7 - Quiz

De aap klimt in de boom.
Wat is in deze zin het waar-deel?
A
de aap
B
in de boom
C
klimt
D
de

Slide 8 - Quiz

Mila schiet tegen de bal aan.
Wat is in deze zin het waar-deel?
A
schiet
B
de bal
C
tegen
D
Mila

Slide 9 - Quiz

In welke zin is het waar-deel goed tussen haakjes?
A
(de koe) graast in de wei
B
de koe (graast) in de wei
C
de koe graast (in de wei)

Slide 10 - Quiz

Meester Harm is boven op de berg.
Wat is in deze zin het waar-deel?
A
Meester Harm
B
de berg
C
Op de berg
D
Boven

Slide 11 - Quiz

Verzin zelf een waar-deel bij de zin.
Otto werkt...

Slide 12 - Open question

Verzin zelf een waar-deel bij de zin.
De hond rent.....

Slide 13 - Open question

Wat is het waar-deel in de volgende zin.
morgen ga ik naar school op de fiets.
A
morgen
B
naar school
C
op de fiets
D
ga

Slide 14 - Quiz