This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Formatieve toets H8 Gedrag
Slide 1 - Slide
De toets bestaat uit 25 meerkeuze en open vragen. Goed lezen. Succes.
L
Slide 2 - Slide
Wat is gedrag?
A
Alles wat mensen doen
B
Alles wat dieren doen
C
Alles wat mens en dier doet
D
Alles wat planten, dieren en mensen doen
Slide 3 - Quiz
Een verkeerslicht springt op rood. De fietser stopt door te remmen en af te stappen.
Wat is in dit voorbeeld de respons?
A
het rode verkeerslicht
B
de fietser
C
de fietser stopt
D
het verkeerslicht
Slide 4 - Quiz
Een verkeerslicht springt op rood. De fietser stopt door te remmen en af te stappen.
Uit hoeveel handelingen bestaat het gedrag 'stoppen'? Het antwoord staat in de tekst.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 5 - Quiz
Sam zegt: "Een ethogram bestaat uit de beschrijving van handelingen van een dier."
Bas zegt: "Een ethogram bevat afkortingen van handelingen van een dier."
A
Beide hebben gelijk
B
Sam heeft gelijk
C
Bas heeft gelijk
D
Beide hebben ongelijk
Slide 6 - Quiz
Gedragsketen
Protocol
Ethogram
Slide 7 - Drag question
De honden leren het zoeken van overlevenden tijdens een training. Hoe heet deze vorm van leren?
A
Conditionering
B
Gewenning
C
Inprenting
D
Aangeleerd gedrag
Slide 8 - Quiz
Bij ... bedenkt een dier nieuw gedrag, door eerder opgedane ervaringen te combineren.
A
Overspronggedrag
B
Imiteren
C
Aangeboren
D
Inzicht
Slide 9 - Quiz
In een groep kippen is een bepaalde rangorde. Deze rangorde, de zogenaamde pikorde, bepalen de kippen door elkaar te pikken. De meest gepikte kip staat onderaan in de pikorde. Aan de hand van een ethogram wordt van vijf kippen de pikorde bepaald. Het resultaat is hieronder weergegeven. Een pijl wijst naar de kip die door een ander wordt gepikt. Bepaal met behulp van de afbeelding de pikorde van de kippen. Welke kip staat bovenaan in de pikorde?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quiz
Sleutelprikkel / supranormale prikkel
Sleep de stukjes tekst naar de juiste plek
sleutelprikkel
supranormale prikkel
Slide 11 - Drag question
Bij ... is sprake van het gedrag dat van soortgenoten wordt gekopieerd.
A
Inzicht
B
Overspronggedrag
C
Imiteren
D
Aangeboren
Slide 12 - Quiz
Politiepaarden worden getraind met vuur en harde knallen. Hierdoor schrikken ze niet meer
A
Conditionering
B
Imitatie
C
Gewenning
D
Inprenting
Slide 13 - Quiz
Wat zie je in de afbeelding?
A
Het jong reageert op een sleutelprikkel
B
Het oudere dier geeft een respons
C
Het jong reageert op een gewone prikkel
D
Het oudere dier reageert op een sleutelprikkel
Slide 14 - Quiz
In een dierentuin leven vijf witte neushoorns samen in een groep, één mannetje en vier vrouwtjes. Een onderzoeker noteert regelmatig hoe vaak de dieren dreiggedrag vertonen tegen elkaar, zoals brullen, duwen en stoten met de hoorn. Uit de resultaten trekt hij conclusies over een rangorde binnen de groep. In een schema geeft hij die rangorde weer (zie de afbeelding). Geef de naam van de neushoorn die het laagst in de rangorde staat
A
Rita
B
Klara
C
Dora
D
Arnold
Slide 15 - Quiz
Twee katers die hevig naar elkaar dreigen, gaan plotseling beide hun vacht schoonlikken. Hoe heet het gedrag dat de katten dan vertonen?
A
imponeergedrag
B
overspronggedrag
C
verzoeningsgedrag
D
sociaal gedrag
Slide 16 - Quiz
Mira is buiten aan het werk. Ze krijgt het warm en trekt haar jas uit. Is het uittrekken van haar jas een respons op een inwendige of op een uitwendige prikkel?
A
inwendige prikkel
B
uitwendige prikkel
Slide 17 - Quiz
Het gedrag van een politiehond is:
A
Natuurlijk gedrag
B
Aangeleerd gedrag
Slide 18 - Quiz
Pasgeboren biggen die de tepel van de moeder voelen weten meteen dat ze hun bekje open moeten doen. Hoe noemen we dit gedrag?
A
Aangeleerd gedrag
B
Aangeboren gedrag
Slide 19 - Quiz
Een pad die een vijand ziet, maakt zich dik en gaat omhoog op de poten staan. Hoe noemen we dit gedrag?
A
baltsgedrag
B
imponeergedrag
C
overspronggedrag
D
territoriumgedrag
Slide 20 - Quiz
Fruitvliegen worden in laboratoria veel gebruikt voor erfelijkheidsonderzoek. Ze kunnen makkelijk gekweekt worden en planten zich snel voort. Een vrouwtje geeft stoffen af, feromonen, waar een mannetje op afkomt. Het mannetje volgt het vrouwtje, tikt tegen haar achterlijf en trilt met éénvan zijn vleugels. Binnen een uur volgt dan de paring. Daarna legt het vrouwtje eitjes, waaruit zich larven ontwikkelen. Een larve wordt na enige tijd een pop. Uit de pop ontstaat een nieuwe fruitvlieg. Wat is volgens de informatie de sleutelprikkel voor het beschreven baltsgedrag van het mannetje?
Slide 21 - Open question
Kraaien zijn vogels die in groepen leven. Elk broedpaar heeft een eigen nest. Verwante vogels zoeken samen voedsel en helpen elkaar bij het grootbrengen van de jongen. Kraaien maken verschillende geluiden, waaronder een scheldroep om alarm te slaan en aanvallers mee weg te jagen. Als een kraai scheldt, komen andere kraaien aangevlogen en die schelden dan mee.
Wat is de uitwendige prikkel voor de andere kraaien om mee te gaan schelden?
Slide 22 - Open question
Een gedragsonderzoeker doet onderzoek op een biologische varkenshouderij. De varkens leven buiten. De onderzoeker wil weten aan welk soort gedrag de varkens de meeste tijd besteden; aan sociaal gedrag, voedingsgedrag of voortplantingsgedrag. In de tabel staan de resultaten. Wat is de conclusie van de onderzoeker? Leg je antwoord uit.
Slide 23 - Open question
Jonge watervogels binden zich op jonge leeftijd aan het wezen wat ze het eerste zien. Er zijn proeven gedaan waarbij jonge dieren denken dat een mens hun moeder is en hem/haar ook volgen in alles wat hij/zij doet. Welke manier van leren lees je terug in dit verhaal? Leg het ook uit!
Slide 24 - Open question
Veel diersoorten leven in een groep en maken gebruik van een onderlinge taakverdeling waarbij er een rangorde is in de groep. Waarom doen ze dat? Leg uit.