Instructie 3.3 Landbouw in Nederland

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo g, t, mavo
• Leerjaar 4

akkerbouw

tuinbouw

veehouderij

3 soorten agrarische bedrijven

welke producten maken ze?

Door de bio-industrie (intensieve veehouderij) is de voedselproductie in Nederland verhoogd.

1. juist
2. onjuist

Een gemengd bedrijf

1. houdt dieren op grote schaal
2. werkt op biologische wijze
3. doet aan zowel akkerbouw als veeteelt

Waarin verschilt de biologische landbouw van de gangbare landbouw?

1. De biologische landbouw is ouderwets.
2. De biologische landbouw is gericht op natuur- en landschapsbehoud.
3. In de biologische landbouw worden geen chemische middelen gebruikt.
4. In de biologische landbouw worden antibiotica en bestrijdingsmiddelen gebruikt

Welk gewas hoort niet bij de tuinbouw?

1. Aardappels
2. Sla
3. Aardbeien
4. Tulpen

wat zijn nadelen van tuinbouw?

1. in de zomer is er voldoende licht en warmte om de planten te laten groeien
2. er is veel elektriciteit nodig voor voldoende licht en warmte in de kassen
3. ziekteverwekkers kunnen zich moeilijk verspreiden
4. voedingsgewassen kunnen het hele jaar worden verbouwd

Waarvan zie je
hiernaast een voorbeeld?

1. Akkerbouw
2. Biologische tuinbouw
3. Glastuinbouw
4. Tuinbouw

Een akkerbedrijf met een monocultuur teelt meerdere gewassen op een kleine oppervlakte

1. Waar
2. Niet Waar

Welk kenmerk past niet bij biologische landbouw?

1. Ze gebruiken mest van dieren
2. Ze gebruiken geen chemische gewasbeschermingsmiddelen
3. Dieren hebben meer ruimte in de stallen
4. Ze gebruiken vaak antibiotica om hun dieren te beschermen tegen ziekten

resistentie treed op wannneer

1. gewas gevoelig is voor schadelijke insecten
2. schadelijk insect ongevoelig is voor het bestrijdingsmiddel
3. populatie schad insecten ongevoelig voor bestrijdingsmiddel
4. populatie schad insecten gevoelig voor bestrijdingsmiddel

accumulatie kan alleen optreden bij een persistent gif of bestrijdingsmiddel

1. waar
2. niet waar

Gebruikt de biologische landbouw chemische gewasbeschermingsmiddelen?

1. ja
2. nee