Thema 3 week 3 - woordenschat

• Nederlands
• Basisschool
• Groep 5

Taal woordenschat

thema 3 week 3

Thijs en Luuk zijn op reis in Zuid-Afrika.
Wat betekent de reis?

1. een vakantie
2. Een tocht van de een naar de andere plaats
3. dagje uit

Yze is de reisleider van de reis waar Thijs en Luuk aan meedoen.
Wat betekent de reisleider?

1. De baas van de reisgroep
2. een tocht van de een naar de andere plek
3. Zorgen dat de reis goed verloopt.

Tijdens de reis komen ze diverse dieren tegen.
Wat betekent diverse?

1. Verschillend
2. Allemaal hetzelfde
3. Voldaan

Ze komen een leeuw, olifant en zebra tegen. Iedereen kijkt zijn ogen uit.
Wat betekent je kijkt je ogen uit?

1. Als je je ogen uitkijkt, dan is er van alles te zien.
2. Je kan niet zo ver kijken
3. Je ziet heel wazig.

Tijdens de reis worden ze staande gehouden door de douane.
Wat betekent de douane?

1. Het paspoort
2. Grenspolitie die mensen controleert die het land in of uit willen.
3. mensen van het leger

Na afloop van de reis waren waren Thijs en Luuk voldaan.
Wat betekent voldaan?

1. tevreden
2. niet tevreden
3. uitgeput

Als het vanmiddag half 3 is, is het de hoogste tijd om naar huis te gaan.
Wat betekent de hoogste tijd?

1. heel snel naar huis gaan
2. nu echt tijd
3. klok op de kerk die hoog staat.

De bus komt in de verte aanrijden. Je bent nog niet bij de bushalte

1. slenteren
2. kuieren
3. doorstappen

Lees de zinnen goed.

Zou jij slenteren, kuieren of doorstappen?

Je bent in een drukke speelgoedwinkel. Je wilt kijken wat er allemaal te koop is.

1. slenteren
2. kuieren
3. doorstappen

Je gaat van de kleedkamer naar het sportveld.

1. slenteren
2. kuieren
3. doorstappen

De school is uit. Je gaat van de klas naar buiten

1. slenteren
2. kuieren
3. doorstappen

Je hebt haast, want je bent te laat voor je training.

1. slenteren
2. kuieren
3. doorstappen

Wat is een standbeeld?