Administratie H1 | Een bedrijf van dichtbij

Planning
1e uur
  • Uitleg hoofdstuk 1 
  • Maken hoofdstuk 1 t/m paragraaf 4 
    2e uur
  • Samen maken paragraaf 5
  • Excel opdracht



1 / 39
next
Slide 1: Slide
Economie & OndernemenMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 10 min

Items in this lesson

Planning
1e uur
  • Uitleg hoofdstuk 1 
  • Maken hoofdstuk 1 t/m paragraaf 4 
    2e uur
  • Samen maken paragraaf 5
  • Excel opdracht



Slide 1 - Slide

Een bedrijf van dichtbij
Administratie H1

Slide 2 - Slide

Wat ga je leren?
  • Wat een bedrijf is
  • Hoe een bedrijf georganiseerd is
  • Een organisatieschema maken
  • Welke verschillende functies in een bedrijf voorkomen
  • Wat het doel van een bedrijf is
  • De winst van een bedrijf berekenen

Slide 3 - Slide

1.1 Wat is een bedrijf?



groep mensen         taken verdelen               strijden tegen           volleybal winnen
                                                                                  dierenmishandeling


Zo'n groep noemen we een organisatie en willen voor langere tijd bestaan (continuïteit)

Slide 4 - Slide

1.1 Wat is een bedrijf?
Pas als de organisatie mensen in dienst neemt om de doelstellingen te halen is het een bedrijf. Pas als het bedrijf winst maakt dan wordt het een onderneming.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

1.2 Bedrijfsorganisatie
Elk bedrijf is weer anders georganiseerd. Je kunt de manier waarop een bedrijf is georganiseerd, in een schema laten zien. 
= organisatieschema of organogram

In een organisatieschema kun je zien hoe een onderneming is georganiseerd. Je ziet welke afdelingen of functies er zijn. Hoe hoger deze in het schema staan, hoe belangrijker ze zijn.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

1.3 Verschillende functies
Handelsonderneming = een bedrijf dat geld verdient door artikelen in te kopen en weer te verkopen. 
In een handelsonderneming hebben de afdelingen een:
    • Primaire functie
    • Logistieke functie
    • Financiële functie

    Slide 9 - Slide

    Slide 10 - Slide

    Primaire functie
    = de belangrijkste. In de basis wil elk bedrijf geld verdienen en dus iets verkopen. 

    De volgende afdelingen vallen onder de primaire functie:
    • Marketing
    • Verkoop

    Slide 11 - Slide

    Logistieke functie
    = Taak om te zorgen dat klanten de bestelde artikelen krijgen. 

    De volgende afdelingen vallen onder de logistieke functie:
    • Inkoop
    • Magazijn

    Slide 12 - Slide

    Financiële functie
    = Taak om te zorgen dat de financiën op orde zijn.

    De volgende afdelingen vallen onder de financiële functie:
    • Administratie
    • Boekhouden

    Slide 13 - Slide

    1.4 verschillende beroepen
    Op alle afdelingen kunnen mensen met verschillende beroepen werken. Kijk maar eens naar de afdelingen Verkoop en Marketing. Deze hebben allebei een primaire functie: ze zijn verantwoordelijk voor de verkoop van artikelen of diensten. Maar op een hele andere manier.

    Slide 14 - Slide

    Slide 15 - Slide

    1.5 Gezamenlijk doel: artikelen verkopen
    Een onderneming wil winst maken. 

    Winst of netto-winst is het geld dat je overhoudt nadat je alles hebt betaald. Net zoiets als het geld dat overblijft van je salaris, nadat je je boodschappen, kleding, de huur van je huis, verzekeringen en andere vaste lasten hebt betaald.




    Slide 16 - Slide

    Slide 17 - Video

    Van inkoopprijs tot brutoverkoopprijs (consumentenprijs)

    Inkoopprijs + brutowinstmarge = (netto) verkoopprijs


    verkoopprijs + btw

    = bruto-verkoopprijs (consumentenprijs)

    Slide 18 - Slide

    brutowinstmarge
    Inkoopprijs + brutowinstmarge = netto-verkoopprijs

    Brutowinstmarge: het bedrag dat je optelt bij de inkoopprijs om de (netto) verkoopprijs te berekenen. Een deel daarvan gaat op aan bedrijfskosten.

    Slide 19 - Slide

    Berekening bruto-winstopslag

    Slide 20 - Slide

    De inkoopprijs van een bos bloemen is €3,20. De brutowinsmarge is 210%. Bereken de verkoopprijs

    Slide 21 - Open question

    1.5 Gezamenlijk doel: artikelen verkopen
    Jij kunt aan geld komen door te werken en een salaris te verdienen. Bedrijven kunnen aan geld komen door artikelen te verkopen. De klant betaalt voor een artikel de bruto-verkoopprijs. Een ander woord hiervoor is de consumentenprijs.

    Slide 22 - Slide

    Slide 23 - Video

    BTW = belasting toegevoegde waarde
    Een bedrijf mag het geld dat een klant voor een artikel betaalt, niet allemaal houden. 




     Dit geld moet het bedrijf betalen aan de belastingdienst. Deze vorm van belasting noemen we omzetbelasting

    Slide 24 - Slide

    BTW = belasting toegevoegde waarde

    Slide 25 - Slide

    Netto-verkoopprijs
    Uit de netto-verkoopprijs moet het bedrijf nog allerlei kosten betalen, zoals de inkoopprijs van het artikel, maar ook bijvoorbeeld huurkosten en personeelskosten. 

    --> Met deze kosten houdt het bedrijf rekening als het de netto-verkoopprijs bepaalt, want er moet natuurlijk winst overblijven.

    Slide 26 - Slide

    Van verkoopprijs naar bruto-verkoopprijs (consumentenprijs)
    De verkoopprijs van een jas is € 125,00.
    De btw is 21%.

    De consumentenprijs (wat betaal je in de winkel):
    €125,00 : 100 x 21 en dat tel je bij de €125,00 op OF €125,00 : 100 x 121

    € 125,00 : 100 x 21 = € 26,25
    € 125,00 + € 26,25 = € 151,25

    Slide 27 - Slide

    De verkoopprijs van een spijkerbroek is €33,00. De btw is 21%. Bereken de bruto-verkoopprijs

    Slide 28 - Open question

    Slide 29 - Video

    Terugrekenen van bruto-verkoopprijs naar netto-verkoopprijs
    De consumentenprijs van een product is € 159,95.
    De btw is 21%.

    De verkoopprijs:
    € 159,95 : 121 x 100 = € 132,19

    Slide 30 - Slide

    Een spijkerbroek kost in de winkel €99,95 inclusief 21% btw. Hoeveel euro btw zit er op deze spijkerbroek?

    Slide 31 - Open question

    Slide 32 - Video

    H1.6 Winst berekenen

    Slide 33 - Slide

    Bruto-omzet
    Alle inkomsten van een bedrijf samen noemen we de bruto-omzet.

    Alle artikelen samen die je in een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar, verkoopt, noemen we de afzet.

    Formule:
    bruto-omzet = afzet × bruto-verkoopprijs

    Slide 34 - Slide

    Netto-omzet
    De hele opbrengst (zonder btw) van de verkoop van deze artikelen noem je de netto-omzet.  

    Formule:
    netto-omzet = afzet × netto-verkoopprijs

    Slide 35 - Slide

    Bruto-winst
    Om de bruto-winst te berekenen, trek je hiervan de inkoopwaarde van de afzet af.

    Formule:
    bruto-winst = netto-omzet – inkoopwaarde van de afzet
    inkoopwaarde van de afzet = afzet x inkoopprijs

    Slide 36 - Slide

    Netto-winst
    Om de netto-winst te berekenen, moet je nog alle (bedrijfs)kosten van de bruto-winst aftrekken

    Formule:
    netto-winst = bruto-winst – kosten

    Slide 37 - Slide

    Exploitatie-overzicht
    Deze gegevens zet je meestal in een exploitatie-overzicht. In dit overzicht kun je zien hoe het bedrijf het gedaan heeft in het afgelopen jaar. Dus of er winst of verlies is gemaakt.

    Slide 38 - Slide

    Planning
    • Herhaling administratie hoofdstuk 1 (50 minuten)
    • Uitleg praktijkopdrachten (30 minuten)
    • Zelfstandig werken aan de praktijkopdrachten

    --> huiswerk deze week: Administratie hoofdstuk 1 afmaken + nakijken, antwoorden boek zet ik in Teams. 

    Slide 39 - Slide