Eiwitsynthese

1 / 18
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Wat gebeurt er tijdens de transcriptie?
A
er wordt een keten van aminozuren gemaakt
B
er wordt een kopie van een gen gemaakt
C
de ribosomen maken eiwitten
D
het mRNA verlaat de celkern

Slide 7 - Quiz

Genexpressie
Transcriptie
RNA
Gen
DNA-sequentie
Een gekopieerd stukje DNA
Stukje DNA met informatie voor 1 bepaalde eigenschap
De vorming van RNA
De volgorde van basen in het DNA
Het tot uiting komen van een gen

Slide 8 - Drag question

Transcriptie en translatie vinden plaats in...
A
beide in de celkern
B
beide in het cytoplasma
C
transcriptie in celkern translatie in cytoplasma
D
translatie in celkern transcriptie in cytoplasma

Slide 9 - Quiz

In een gen heeft de matrijsstreng de volgende DNA-code:
TTG-TCC-AAG-AAT-CCG-TAA.

Wat is het mRNA kopie van dit gen?

Slide 10 - Open question

Een stuk mRNA heeft de volgende sequentie:
CGAAUACGGAUAUG
Noteer de sequenties van het bijbehorende dubbelstrengs DNA fragment. Geef aan welke code bij de matrijsstreng hoort en welke bij de coderende streng. Gebruik je BINAS!

Slide 11 - Open question

Translatie
  • Per 3 nucleotiden (codon) wordt mRNA afgelezen 
  • Er zijn 4x4x4 = 64 codons
  • Elk codon codeert voor een aminozuur, maar de stopcodons coderen nergens voor (vandaar dat translatie daar stopt)
  • Translatie van startcodon (AUG) tot stopcodon
  • Uitgevoerd door ribosoom

Slide 12 - Slide

Genetische code
  • Eiwit bestaat uit aminozuren (20 verschillende)
  • Codon: drie opeenvolgende nucleotiden mRNA coderen voor één aminozuur
  • Binas tabel 71G
  • In rood: AUG (startcodon)

Slide 13 - Slide

RNA naar eiwit: translatie
Een tRNA molecuul (de groene blokken in de afbeelding) brengt het juiste aminozuur naar de ribosoom.

Elk tRNA molecuul heeft een eigen drieletter-code die past op het mRNA codon. Hierdoor wordt het juiste aminozuur toegevoegd aan de ketting.

Bijvoorbeeld: 
Op het mRNA codon staat de code UGC. In de codontabel in BINAS 71G kan je terugvinden dat UGC correspondeert met het aminozuur Cys. Het tRNA dat Cys naar de ribosoom brengt heeft de code ACG die op UGC past.

Slide 14 - Slide

sleep de termen naar de juiste plaats in de afbeelding
DNA
eiwit
losse aminozuren
ribosoom
mRNA
codon

Slide 15 - Drag question

Eiwitsynthese
Er worden drie beweringen gedaan over eiwitsynthese. Geef (door te slepen) aan bij elke stelling of deze wel of niet juist is.
1. Eiwitsynthese vindt alleen plaats in ribosomen die gebonden zijn aan het endoplasmatisch reticulum.
 2. tRNA moleculen vervoeren aminozuren naar de ribosomen.
  3. Een codon kan coderen voor meer dan één aminozuur.
wel
wel
wel
niet
niet
niet

Slide 16 - Drag question

Welke aminozuren worden aaneengeschakeld aan de hand van dit stuk mRNA?
UUAAGCAUGGUAUACUUUUAACGC
(Gebruik de 1 letter symbolen van de aminozuren)

Slide 17 - Open question

In de afbeelding hiernaast zie je een tRNA-molecuul.

Aan een tRNA kan één aminozuur gekoppeld zijn.

Welk aminozuur is gekoppeld aan dit tRNA?
A
Glutaminezuur (Glu)
B
Valine (Val)
C
Glutamine (Gln)
D
Leucine (Leu)

Slide 18 - Quiz