Het voltooid deelwoord - 25/9

Routines
1 / 33
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1,2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Routines

Slide 1 - Slide

timer
1:30
Welke routines heb jij?
Wat doe jij altijd in de ochtend?

Slide 2 - Mind map

Voltooide tijd?
Wat weet je nog?

Slide 3 - Slide

Voltooide tijd
Bij de voltooide tijd gebruik je het werkwoord 
hebben of zijn + een voltooid deelwoord.

 Mijn moeder heeft een schilderij gemaakt.
Alex en Jane zijn vorige week getrouwd.

Slide 4 - Slide

zwakke en sterke werkwoorden
  • Zwakke werkwoorden blijven in een andere tijd hetzelfde     klinken bijvoorbeeld spelen --> Ik heb gespeeld.


  • Sterke werkwoorden hebben de kracht om in de verleden   tijd van klank te veranderen, bijvoorbeeld drinken --> Ik heb gedronken.

Slide 5 - Slide

zwakke werkwoorden - t of d?
1. Kijk naar de stam.
2. Zit de laatste letter in x soft ketchup?
3. ja?      = t
     nee?  =d

Slide 6 - Slide

Sterke werkwoorden? --> Die moet je leren.

Slide 7 - Slide

timer
2:00
Ik
Jij
Hij/zij (1 persoon)
Wij

Jullie
Zij (2 personen)
heb
hebben
hebben
hebt
heeft
hebben

Slide 8 - Drag question

timer
2:00
Ik
Jij
Hij/zij (1 persoon)
Wij

Jullie
Zij (2 personen)
ben
zijn
zijn
bent
is
zijn

Slide 9 - Drag question

Wanneer hebben/zijn?
Bij de meeste werkwoorden gebruik je hebben.

Zijn gebruik je meestal bij de werkwoorden 
die een beweging aangeven en bij het werkwoord zijn. Bijvoorbeeld aankomen, fietsen, gaan etc.

In het woordenboek staat aangegeven of je hebben of zijn moet gebruiken.

Slide 10 - Slide

Ik sta op.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb opgestaan.
B
Ik heb opgesta.
C
Ik ben opgestaan.
D
Ik ben opgesta.

Slide 11 - Quiz

Ik poets mijn tanden
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik poets tanden.
B
Ik poets mijn tanden.
C
Ik gepoetst mijn tanden.
D
Ik heb mijn tanden gepoetst.

Slide 12 - Quiz

Ik douch.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik ben gedouch.
B
Ik heb gedoucht.
C
Ik ben gedoucht.
D
Ik ben gedoucht.

Slide 13 - Quiz

Ik ontbijt.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik ben ontbeten.
B
Ik heb ontbeten.
C
Ik heb geontbeten.
D
Ik ontbijt.

Slide 14 - Quiz

Ik doe mijn kleren aan.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik ben mijn kleren aangedaan.
B
Ik heb mijn kleren aangedaan.

Slide 15 - Quiz

Ik drink een kop koffie.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gedrinken.
B
Ik ben gedrinken.
C
Ik heb gedronken.
D
Ik ben gedronken.

Slide 16 - Quiz

Ik maak mijn boekentas.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb mijn boekentas gemaakt.
B
Ik ben mijn boekentas gemaakt.
C
Ik heb mijn boekentas gemaakd.
D
Ik ben mijn boekentas gemaakd.

Slide 17 - Quiz

Ik ga naar school.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb naar school gegaan.
B
Ik ben naar school gegaan.

Slide 18 - Quiz

Ik studeer Nederlands.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb Nederlands gestudeerd.
B
Ik heb Nederlands gestudeert.

Slide 19 - Quiz

Ik eet tijdens de middagpauze.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb tijdens de middagpauze geeten.
B
Ik heb tijdens de middagpauze gegeten.

Slide 20 - Quiz

Ik sport tijdens LO
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gesport.
B
Ik heb gespord.

Slide 21 - Quiz

Ik blijf op school tot 14.20 uur.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik ben op school gebleven.
B
Ik heb op school gebleven.

Slide 22 - Quiz

Na school praat ik nog met mijn vrienden.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gepraatd met mijn vrienden.
B
Ik heb met mijn vrienden gepraat.

Slide 23 - Quiz

Ik neem de bus naar huis.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik ben de bus genomen.
B
Ik heb de bus genomen.

Slide 24 - Quiz

Ik maak mijn huiswerk.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb mijn huiswerk gemaakt.
B
Ik heb mijn huiswerk gemaakd.
C
Ik ben mijn huiswerk gemaakt.
D
Ik ben mijn huiswerk gemaakd.

Slide 25 - Quiz

Ik speel PUB G.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gespeelt.
B
Ik heb gespeeld.

Slide 26 - Quiz

Ik voetbal.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gevoetbald.
B
Ik heb gevoetbalt.

Slide 27 - Quiz

Ik speel cricket.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gespeeld cricket.
B
Ik heb gespeelt cricket.
C
Ik heb cricket gespeeld.
D
Ik heb cricket gespeelt.

Slide 28 - Quiz

Ik eet lekkere spaghetti.
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb lekkere spaghetti gegeten.
B
Ik heb gegeten lekkere spaghetti.
C
Ik ben lekkere spaghetti gegeten.
D
Ik ben gegeten lekkere spaghetti.

Slide 29 - Quiz

Ik bid
Wat is de voltooide tijd?
A
Ik heb gebeden.
B
Ik heb gebeten.

Slide 30 - Quiz

Ik heb/ben het blikje (openen).

Slide 31 - Open question

Wij hebben/zijn met meneer Wim (rekenen).

Slide 32 - Open question

Jullie hebben/zijn naar Kampen (fietsen).

Slide 33 - Open question