Kapitel 6.3

Was machen wir heute?

Wir sehen uns die Aufgaben nach 

Gibt es einen Regel für die Verben: wollen, wissen und möchten?

1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Was machen wir heute?

Wir sehen uns die Aufgaben nach 

Gibt es einen Regel für die Verben: wollen, wissen und möchten?

Slide 1 - Slide

das Mädchen (het meisje)
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
mannelijk
D
meervoud

Slide 2 - Quiz

Het lidwoord ' die ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 3 - Quiz

Bij welke woorden komt bij het lidwoord „ ein“ een “e“ achter?
A
meervoud en vrouwelijk
B
meervoud en onzijdig
C
meervoud en mannelijk
D
alleen bij meervoud

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Link

Slide 6 - Link

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

9 De puntjes op een letter noemen we in het Duits:
A
Trema
B
Umlaut
C
Pfunkte
D
Pfunkten

Slide 11 - Quiz

Schrijf in het Duits op: Het is vijf uur.

Slide 12 - Open question

Wat is geen Duitse automerk?

A
Audi
B
Porsche
C
Volkswagen
D
KIA

Slide 13 - Quiz

Wir möchten (de) Rechnung (v), bitte.

Slide 14 - Open question

Welk sportmerk is niet Duits?
A
Puma
B
Nike
C
Adidas

Slide 15 - Quiz

Wann bist du geboren?
A
wanneer
B
waar
C
hoe

Slide 16 - Quiz

wer bist du?
A
wat
B
wie
C
waar

Slide 17 - Quiz

Wann beginnt die Pause?
A
wie
B
waar
C
wanneer

Slide 18 - Quiz

wo wohnst du?
A
waar
B
waarom
C
wie

Slide 19 - Quiz

Zeg dat het kwart voor drie is
A
Es ist kwartel vor drei
B
Es ist Viertel vor drei

Slide 20 - Quiz

Hoe zeg je "het is half twee"
A
es ist halb zwei
B
es ist half zwei

Slide 21 - Quiz

Vertaal: Hoe laat is het?
A
Was spät ist es?
B
Hoe spät ist es?
C
Wie spät ist es?

Slide 22 - Quiz

Geh bitte schon ........ (zonder mij). Ich komme dann später
A
ohne mir
B
ohne ich
C
ohne mich
D
ohne ihm

Slide 23 - Quiz

Hoffentlich bist du nicht ........ (tegen ons)
A
für uns
B
entgegen sie
C
gegen unser
D
gegen uns

Slide 24 - Quiz

Welke volgorde hebben (van boven naar beneden) de kleuren van de Duitse vlag?
A
Zwart-rood-goud
B
Rood-goud-zwart
C
Goud-rood-zwart

Slide 25 - Quiz

Wat is het hoogste cijfer dat je in Duitsland op school kunt halen?
A
6
B
1
C
10

Slide 26 - Quiz

Wat denk je? Welke winkels zijn van oorsprong Duitse winkels?
A
Mediamarkt
B
Hema
C
Gamma
D
Ikea

Slide 27 - Quiz

Hoeveel procent van de Duitse bevolking gaat ieder jaar op vakantie?
A
60
B
70
C
58
D
80

Slide 28 - Quiz