Thema 2, week 1 Les 6a, ETEN EN DRINKEN

1 / 16
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

lesdoel
Ik leer twaalf woorden over ETEN EN DRINKEN

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

de afhaalmaaltijd
     een maaltijd die je ergens ophaalt, bijvoorbeeld bij een restaurant
Ik eet graag Chinees en daarom heb ik een afhaalmaaltijd besteld bij het Chinese restaurant.

Slide 4 - Slide

het bakblik
     een vorm waar je cake of taart in kunt bakken


Vandaag bak ik een cake en ik heb een bakblik nodig.

Slide 5 - Slide

biologisch
     als iets op een natuurlijke manier groeit en er geen schadelijke stoffen worden gebruikt
Ik vind biologische groenten lekkerder en het is ook beter voor het milieu.

Slide 6 - Slide

de consumptie
     iets wat je ergens kunt eten of drinken

Ze hebben veel verschillende drankjes als consumptie.

Slide 7 - Slide

het dieet
     bepaalde regels over wat je wel en niet mag eten

Omdat ik allergisch ben voor gluten heb ik dus een glutenvrij dieet.

Slide 8 - Slide

het fastfood
      snel en meestal ongezond eten

Je moet niet elke dag fastfood eten want dan wordt je dik.

Slide 9 - Slide

kant-en-klaarmaaltijd
een maaltijd die je alleen nog maar op hoeft te warmen.




Wij sporten allemaal op woensdag en dan haalt mijn moeder een
kant-en-klaarmaaltijd bij de supermarkt.

Slide 10 - Slide

de korst
   een hard en knapperig laagje om eten heen

Om de boterham zit ook een korst.

Slide 11 - Slide

het levensmiddel
     iets wat je nodig hebt om in leven te blijven, zoals eten en drinken

Levensmiddelen koopt ik altijd in de supermarkt of bij de markt.


Slide 12 - Slide

op smaak brengen
     kruiden, zout of peper bij eten doen om het lekkerder te maken

Als je geen zout, peper of kruiden bij het eten doet smaakt het nergens naar.

Slide 13 - Slide

de rauwkost
     ongekookte groenten

Rauwkost is lekker als tussendoortje en heel erg gezond.

Slide 14 - Slide

de walm
     een dikke, vette rook of damp

Als je niet oplet bij het koken brandt het eten aan. Dan hangt er een dikke walm boven de pan.

Slide 15 - Slide

we gaan naar
 Thema 2, week 1
Les 1a

We kijken samen naar opgave 1

Slide 16 - Slide