formatieve toets blok 2 VHV1

oefentoets blok 2
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

oefentoets blok 2

Slide 1 - Slide

Welke woordsoorten kan je al herkennen in een zin?

Slide 2 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord

Slide 3 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Lidwoord (lw)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)

Slide 4 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film gekeken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Lidwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord

Slide 5 - Quiz

Welke lidwoorden zijn er in het Nederlands?

Slide 6 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)

Slide 7 - Quiz

Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn).
Ons nieuwe huis is mooi en groot.

Slide 8 - Open question


Ik zoek de betekenis van het woord straks even op. 

A
Zelfstandig werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Lidwoord

Slide 9 - Quiz

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.

Slide 10 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Ik heb veel nagedacht.
A
werkwoord
B
lidwoord
C
zelfstandig naamwoord

Slide 11 - Quiz

Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Een 
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans

Slide 12 - Drag question


Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende broden gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Lidwoord (lw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Zelfstandig werkwoord (zww)

Slide 13 - Quiz


Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik één boterham gegeten.
A
Lidwoord
B
Geen lidwoord

Slide 14 - Quiz

Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.

Slide 15 - Open question

Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.

Slide 16 - Open question

Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.

Slide 17 - Open question

Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in onderstaande zin?
Het grote lokaal was heel koud.

Slide 18 - Open question

Wat is de vergrotende trap van vers.
Die groente is vers, maar die groente is .......................
A
het verst
B
verser
C
verst

Slide 19 - Quiz

pittoresk
Welk van die dorpjes is ..... ?
A
het meest pittoresk
B
C
pittoreskst

Slide 20 - Quiz

Ik ga graag op vakantie naar Frankrijk, maar naar Duitsland ga ik ............
A
graagst
B
het liefst
C
liefst

Slide 21 - Quiz

Welke drie kenmerken hebben invloed op het vervoegen van een persoonsvorm?

Slide 22 - Open question

De jongen ..................... (lopen) naar de markt.

Slide 23 - Open question

Anne ................................ (verhuizen) na de vakantie naar België.

Slide 24 - Open question

......... (vinden) je dat een goed idee?

Slide 25 - Open question

Ik ben goed voorbereid voor de toets.
A
Jazeker!
B
Bijna, ik weet wat ik nog moet leren.
C
Nee, ik vind het heel lastig.

Slide 26 - Quiz