H3ne Stijlfiguren 1

Welkom H3b
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom H3b

Slide 1 - Slide

10 minuten lezen

Slide 2 - Slide

Lesdoel

Je leert wat stijlfiguren zijn en hoe ze je in een tekst kunt inzetten






Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Uitleg Stijlfiguren
  3. Zelf aan het werk
  4. Afsluiting en vooruitblik


Slide 3 - Slide

Proeftoets; Wat betekent gezind in samenstellingen? Denk aan Oranjegezind, roomsgezind, Europagezind

Slide 4 - Open question

Proeftoets; Wat betekent het voor de neutraliteit van een bron/journalist als hij Kremlingezind is?

Slide 5 - Open question


Beheersingscheck schrijfvaardigheid
Signaalwoorden en tekstverbanden
Passieve en actieve zinnen

Slide 6 - Slide

Welk tekstverband hoort bij de verbindingswoorden: maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, enz.

Slide 7 - Open question

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband 'tijdsvolgorde'?
A
Terwijl
B
Daarnaast
C
Toch
D
Bovendien

Slide 8 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijdsvolgorde'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 9 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 10 - Quiz

A. De dieven hebben mijn laptop gestolen.
B. Mijn laptop werd door de dieven gestolen.

In welke zin doet het onderwerp echt iets?
A
A
B
B

Slide 11 - Quiz

Het gras van onze tuin werd door de hovenier gemaaid.

A
Passief
B
Actief

Slide 12 - Quiz

Dit werkstuk is door vier leerlingen uit mijn klas gemaakt.
A
Passief
B
Actief

Slide 13 - Quiz

Zet om van actief naar passief:
Timo heeft tijdens de tekenles een mooie tekening gemaakt.

Slide 14 - Open question

Zet om van passief naar actief:
De hoge torens werden door de deelnemers van Lego Masters gemaakt.

Slide 15 - Open question

Stijl van de auteur
hoe brengt iemand zijn gedachten onder woorden, wat is zijn persoonlijke manier van formuleren

Slide 16 - Slide

Stijlfiguren
De stijl van de auteur - de manier waarop iemand zijn gedachten onder woorden brengt (zeer persoonlijk). 
Stijlfiguur: een vaste vorm om iets onder woorden te brengen, met de bedoeling om nog meer nadruk te leggen op hetgeen je wilt zeggen.
Vier groepen: herhalingen en opsommingen, overdrijvingen en nuanceringen, tegenstellingen en ontkenningen en spot.

Slide 17 - Slide

Repetitio
Herhalingen van verschillende woorden (binnen een zin).

Als je woordjes van Engels wilt kennen, moet je herhalen, herhalen en nog eens herhalen.

Slide 18 - Slide

Wie is dit?

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Anafoor
Herhaling van hetzelfde woord of dezelfde woordgroep aan het begin van opeenvolgende zinnen of zinsdelen.

Niemand zag iets, niemand deed iets, niemand wist iets.

Slide 21 - Slide

Tricolon (drieslag)
Opsomming in drieën

Ziek, zwak en misselijk
Bloed, zweet en tranen

Slide 22 - Slide

André Hazes
Bekendste nummer?


Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Climax
Een serie van drie (of meer) tekstelementen waarvan de
inhoud steeds sterker wordt

Dat wordt lachen, gieren, brullen.

Slide 25 - Slide

Anticlimax
In een reeks is de laatste stap een 'tegenvaller'

Of ik van sporten hou? Wielrennen, zwemmen, hardlopen, boxen, ik vind er niks aan!

Slide 26 - Slide

Opdrachten-studiewijzer tot wo 2/10, leren voor toets leesvaardigheid en oefenen met stijlfiguren
1. Zoek een Nederlandstalig lied/gedicht (opdr 4c) waarin minimaal twee stijlfiguren voorkomen, houd de gevonden stijlfiguren 'geheim' > benoem en licht deze op een apart blaadje toe.
  • Zet de songtekst in word, noem de titel van het lied en de auteur en zet je/jullie namen erboven;
  • Benoem de stijlfiguren van je songtekst op een apart blad met verwijzing naar de betreffende regels en leg uit waarom je deze stijlfiguren van toepassing vindt;
  • Je mag deze opdracht alléén of met zijn tweeën maken;
  • Alle stijlfiguren zijn toegestaan (zie blz 22, 24, 26 en 28).
  • Heb je de opdracht af, dan kun je deze inleveren via SOM (zie inleveropdracht bij wo 2/10), blad 1 de songtekst, blad 2 de stijlfiguren met uitwerking. Lever de opdracht in word in.
2. Huiswerk niet gemaakt, dan alsnog maken opdr 1 en opdr. 4  blz 23


4. Lezen blz 24, maken opdracht 5-6-7 blz 25
5.Lezen blz 26, maken opdracht 1-2-3-4 blz 26
 

Slide 27 - Slide

Huiswerk blz 23, opg 1

    a     climax
    b     repetitio
    c    anticlimax
    d    tricolon (drieslag)
    e    anafoor
a   repetitio (opzij, opzij opzij)
     tricolon (opzij, maak plaats, haast/                          rennen, vliegen, duiken, vallen en opstaan)
      anafoor; herhaling refrein
    b    De snelle opsommingen en herhalingen versterken het gevoel van haast waarover gezongen wordt.
    c    Zie opdracht
    d    Herhaling en opsomming kunnen worden gebruikt om naar een climax of het refrein toe te werken. Daarnaast maken herhalingen het eenvoudiger om een songtekst mee te kunnen zingen.


Slide 28 - Slide

Afsluiting en vooruitblik
vrijdag 27 september
Toets leesvaardigheid 2, 3, 4 blz 10-21
Leer de theorie van:
P2 (blz 10, check leerdoelen blz 13),
P3 (blz 14, check leerdoelen blz 17)
P4 (blz 18, check leerdoelen blz 21)
Neem je leesboek (als je sneller klaar bent), schrift en pen mee.

Maandag 30 september
  • Lesprogramma: Vervolg Stijlfiguren blz 24-27


Slide 29 - Slide