1. Metafoor (voet van de berg)
2. Vergelijking zonder als. Leraar: object, beeld dictator)
3. Metafoor (zwijnenstal), metafoor (toverde), vergelijking zonder als (appartement, paleis)
4. Metonymia (zaal > mensen in de zaal (verpakking/omhulsel i.p.v. inhoud))
5. Personificatie (toekomst lachte toe)
6. Metonymia (neuzen tellen > mensen tellen (deel voor geheel))
7. Metafoor (bittere woorden)
8. Personificatie (hoestende en proestende auto)
9. Metonymia (maker i.p.v. object, Picasso)
10. metafoor (viel in goede aarde)