Vaste combinaties - werkwoorden en zelfstandige nw

Vaste combinaties
Zelfstandig naamwoord (dingen) en werkwoord
 1. Voorkennis: Wat weet je al?
     Opdracht: Bespreek samen wat vaste combinaties zijn.
2. Instructie
    Wat zijn vaste combinaties van zelfstandige naamwoorden en werkwoorden.
3. Oefenen
    Opdracht: zoek de twee delen van de combinaties bij elkaar. 
    Opdracht: spreken met vaste combinaties.
    Opdracht: zinnen schrijven met vaste combinaties.
4. Terugkijken
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 75 min

Items in this lesson

Vaste combinaties
Zelfstandig naamwoord (dingen) en werkwoord
 1. Voorkennis: Wat weet je al?
     Opdracht: Bespreek samen wat vaste combinaties zijn.
2. Instructie
    Wat zijn vaste combinaties van zelfstandige naamwoorden en werkwoorden.
3. Oefenen
    Opdracht: zoek de twee delen van de combinaties bij elkaar. 
    Opdracht: spreken met vaste combinaties.
    Opdracht: zinnen schrijven met vaste combinaties.
4. Terugkijken

Slide 1 - Slide

Doelen: Aan het eind van deze workshop ...
- kun je een aantal vaste combinaties benoemen van zelfstandige                naamwoorden en werkwoorden;

- kun je zinnen schrijven met een aantal vaste combinaties van                    zelfstandige naamwoorden en werkwoorden;

- kun je spreken met een aantal vaste combinaties van zelfstandige            naamwoorden en werkwoorden. 

Slide 2 - Slide

1. Voorkennis: Wat weet je al?
Bespreek samen:

  • Wat is een vaste combinatie van een zelfstandig naamwoord en een werkwoord?
  • Bedenk samen twee voorbeelden. 

Klassikaal nabespreken.
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Uitleg
Zelfstandig naamwoord

- Een zelfstandig naamwoord is een ding.
- Je kunt er het, de of een voor zetten.

Bijvoorbeeld: het examen, de tafel, een geheim

Werkwoord

- Een werkwoord geeft aan wat iemand doet.
- Een werkwoord geeft een activiteit aan.

Bijvoorbeeld: geven, praten doen, schrijven


Slide 4 - Slide

Uitleg: vaste combinaties
Sommige zelfstandige naamwoorden gebruik je vaak samen met een bepaald werkwoord.
Ze zijn samen een vaste combinatie.
Ze hebben samen een betekenis.

Zelfstandig naamwoord                              Werkwoord       
Een feest                                                        geven
Koffie                                                              zetten
Een praatje                                                     maken
De groeten                                                      doen

Slide 5 - Slide

Opdracht
Opdracht: Zoek de twee delen bij elkaar. Schrijf de woorden in je schrift. 
Klaar? Vergelijk in duo's de antwoorden. 

timer
8:00
1. Boodschappen
2. Vriendschap 
3. Een museum
4. Een douche
5. Een geheim
6. Geduld
7. Excuses
8. Een afspraak
a. maken
b. nemen
c. bewaren
d. aanbieden
e. hebben
f. bezoeken
g. doen
h. sluiten

Slide 6 - Slide

Antwoorden
Opdracht: Zoek de twee delen bij elkaar. Schrijf de woorden in je schrift. 
Klaar? Vergelijk in duo's de antwoorden. 

1. Boodschappen
2. Vriendschap 
3. Een museum
4. Een douche
5. Een geheim
6. Geduld
7. Excuses
8. Een afspraak
g. doen
h. sluiten
f. bezoeken
b. nemen 
c. bewaren
e. hebben
d. aanbieden
a. maken

Slide 7 - Slide

Opdracht spreken (4 keer)
Opdracht op papier: spreek samen
1. Cursist A Stelt een vraag met de vaste combinaties.
    Cursist B Geeft antwoord. 

Daarna
2. Cursist A Stelt een vraag met de vaste combinaties.
    Cursist B Geeft antwoord. 

Gebruik eerst de voorbeelden. Bedenk daarna zelf vragen.
Bespreek de vaste combinatie.
Let op de uitspraak.

Slide 8 - Slide

Opdracht
Opdracht 1: 
  • Maak de opdrachten in je lesmethode. (InZicht thema 1)

Opdracht 2: 
  • Bekijk de lijst van zelfstandige naamwoorden met vast werkwoord (InZicht p.310)
  • Kies minimaal 5 vaste combinaties die je onthouden wil.
  • Schrijf hiermee nu zelf een zin.
  • Bespreek je zinnen met een andere cursist.
  • Lever de zinnen in.

Slide 9 - Slide

Terugkijken....
- Ik kan een aantal vaste combinaties benoemen van zelfstandige                naamwoorden en werkwoorden;

- Ik kan zinnen schrijven met een aantal vaste combinaties van                    zelfstandige naamwoorden en werkwoorden;

- Ik kan spreken met een aantal vaste combinaties van zelfstandige            naamwoorden en werkwoorden. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide