De leerlingen zitten in een kring. De leerkracht zet een kookwekker of timer op een willekeurige tijd tussen 1 en 4 minuten. De eerste leerling krijgt de stapel met woordkaartjes in handen en beschrijft het woord op het bovenste kaartje zo goed mogelijk. De klasgenoten proberen te raden. Lukt dat, dan mag de beschrijver de woordkaartjes doorgeven aan degene links naast hem/haar. Die doet hetzelfde. Het doel is zo snel mogelijk goed te beschrijven, zodat je de woordkaartjes kwijt bent. Degene die de kaartjes namelijk vast heeft als de timer gaat, is af.