Les 6 Literatuurgeschiedenis 1900 - 1940

DE TWINTIGSTE EEUW
van 1900 tot 1940
Cursus 12 Laagland
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 37 slides, with text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

DE TWINTIGSTE EEUW
van 1900 tot 1940
Cursus 12 Laagland

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je leert wat de ideeën tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw zijn en over het wereld- en mensbeeld in de periode 1900-1940 en hoe deze in de literatuur vorm krijgen

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Historische context (1)
  • Tot 1914: nationalisme en imperialisme veroorzaken steeds meer spanning
  • Op slagvelden WO I: acht miljoen doden, verschikkingen leiden tot morele ontreddering
  • Nederland bleef neutraal, maar grote vluchtelingenstroom uit België
  •  Na WO: totalitaire staten komen op (communisme / nationaal socialisme / facisme) + machtgreep Spanje reactionaire militairen
  • -> democratie en individualisme komen onder druk

Slide 4 - Slide

Historische context (2)
  • 1929: beurskrach New York -> doet bestaande onvrede groeien 
  • Wereldwijde economische crisis
  • Grote werkloosheid (o.a. Amsterdamse Bos in die tijd als werkverschaffingsproject aangelegd)
  • 1917: invoering van algemeen kiesrecht voor mannen
  • 1919: ook voor vrouwen
  •  Massaproductie in fabrieken, ongeschoolde arbeid tegen laag loon

Slide 5 - Slide

Historische context (3)
  • Ontgoocheling en morele ontreddering leidt tot cultuurkritiek: angst voor massa en wens bedreigde individu te beschermen 
  • Intellectuelen, schrijvers en kunstenaars: cultuurcritici + afwijzing massacultuur
  • Uitvinding lopende band (Henry Ford) gaf enorme impuls aan industriële productie
  • Nieuwe dansvormen (Charlston) + vrijere omgangsvormen man/vrouw
  • twee kanten: omarmen vernieuwingen <-> pessimisme, somberheid, cultuurkritiek

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

https://m.kro-ncrv.nl/fragmenten/herman-pleij-over-vrouwenemancipatie-in-de-roaring-twenties

Slide 8 - Slide

Culturele context (1)
  • Opkomst psychoanalyse: menselijk gedrag wordt bepaald door het onbewuste (mens wordt geleid door vooral driften en lusten)
  • Opvattingen Freud ondermijnen normen & waarden burgerij (die geloofde in 'rationele mens in geordende wereld')
  • Filosofie: 
  •    * Henri Bergson beschouwt intuïtie als middel tot kennis en twee              soorten tijd (meetbaar en als zuivere duur)
  •    * Neopositivisten: vonden dat filosofie exacte uitspraken moest                 doen over zintuigelijk ervaarbare werkelijkheid

Slide 9 - Slide

Culturele context (2), filosofie:
  • Taal is ontoereikend: je kunt er geen exacte en ondubbelzinnige uitspraken mee doen -> Ludwig Wittgenstein, taalfilosoof
  • Walter Benjamin: mensen leven op snelle ritme van de stad en nemen vluchtig waar -> leven is vol senaties, worden niet verwerkt in persoonlijke leven - > montage, reproduceerbaarheid, fotografie en film

Slide 10 - Slide

Culturele context (3), kunst:
  • Moderne kunst: breuk met voorafgaande periode
  • Verschillende bewegingen onder koepel 'historische avant garde'
  • Nieuwe kunst = uiting van nieuwe mens en zijn wereld
  • Natuurgetrouwe werkelijkheid -> abstractie
  • Kunstwerk is geen weergave van verhaal; vorm, kleur en compositie domineren inhoud, artistieke vorm staat op zichzelf
  • Gefortuneerde kopers zetten zich af tegen 'burgerlijkheid'
  • Collage (willekeurig samenraapsel) en montage (bij elkaar passende beeldelementen)

Slide 11 - Slide

0

Slide 12 - Video

Modernisme
- historische avantgarde
- interbellum (de tijd tussen de twee wereldoorlogen)
- nieuwe manieren om de werkelijkheid te beschrijven
- discussie tussen vorm en vent (de mens)

Slide 13 - Slide

DEFINITIE
Volgens de modernisten kan de werkelijkheid niet objectief worden weergegeven omdat iedereen de hem of haar omringende ‘moderne’ wereld anders ervaart en interpreteert

Slide 14 - Slide

Antikunst
- het nihilisme (Nietzsche): de wereld is chaotisch en zonder fundament, maar 'omarm het leven en schep zelf nieuwe waarden'
- dada, dadaïsten


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Het modernisme legt de nadruk op:
  1. de subjectieve beleving, niet op de objectieve buitenwereld
  2. de ervaringen van individuele personages, meer dan op sociale groeperingen
  3. subtiele gevoelens en gedachten, in plaats van op het wereldgebeuren



Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Culturele context (4), expressionisme:
  • Aansluitend bij Van Gogh (negentiende eeuw)
  • Tegengif tegen vervreemding, materialisme + burgerlijke orde
  • Direct en eerlijk schilderen, bevrijden van academische kunst, persoonlijke expressie en intuïtie staan centraal
  • Zowel stedelijke als natuurtafrelen
  • Kritisch over materialisme en vervreemding van eigen tijd
  • Heldere kleuren, spirituele weg, kleuren spirituele eigenschappen; 
  • WO I:einde expressionisme

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Vrije vers
- expressionisme: geen impressie van de werkelijkheid, maar een persoonlijke ervaring van de werkelijkheid
- expressionisten laten de vaste vormen los

Slide 22 - Slide

Culturele context (5), dadaïsme & surrealisme:
  • Cabaret Voltaire: dadaistische bijeenkomsten (1916), reactie van ontgoocheling en ontreddering -> wil chaos scheppen
  • Antiburgerlijk, antikunst en cultuurkritiek
  • uiting van nihilistisch wereldbeeld, geen idealen, geen geloof in verbetering van de maatschappij: Anti
  • Surrealisme: ook minachting voor burgerlijke en materialistische maatschappij.  bovendien kreeg onderbewuste, de droom en de verbeelding ruimte in de kunst. keerde zich tegen ratio.

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Écriture automatique
  • Voor het eerst doelbewust gebruikt bij Dada en Surrealisme
  • Automatisch schrijven zonder vooropgezet idee, met het doel de tekst te gebruiken voor een literair doel
  • De auteur schrijft wat in hem opkomt, of het nu grammaticaal klopt of niet.
  • Zo spreekt de schrijver zijn onderbewuste aan.
  • De ontstane teksten worden vaak (niet per se) verwerkt tot gedichten, waarna ze dikwijls geredigeerd worden

Slide 27 - Slide

Literaire ontwikkelingen 
  • Meer lezers, middengroepen (incl. vrouwen) gingen lezen
  • Commercialisering boekenbedrijf
  • Psychologische roman belangrijk
  • Doorwerking romantiek (Slauerhoff van Schendel)
  • Doorwerking realisme
  • Aansluiting bij avant garde (dat juist breekt met realisme en naturalisme)(Paul van Ostayen en Hendrik Marsman)

Slide 28 - Slide

Op het gevaarlijke af
- futurisme: Italië
verheerlijking van energie, gevaar, techniek, snelheid, heroïek van daad en strijd
- verwant aan fascisme
Nietzsche: bestaande waarden omver werpen
übermensch: bevrijd van illusies en uitstijgend boven zichzelf door zuivere innerlijke kracht

Slide 29 - Slide

Krachtig levensgevoel
- optimisme door economische bloei in de jaren '20
- dynamiek van de stad
- persoonlijke ervaring (als de romantiek)
- vitalisme: Hendrik Marsman

Slide 30 - Slide

Denken aan Holland
- Marsman vindt geen vitalistische levenshouding in Nederland. wel in Europa
- overmoed
- beurskrach (1929)
- Marsman verlaat het vitalisme en schrijft 'Herinnering aan Holland' (gedicht van de eeuw)

Slide 31 - Slide

Vorm of vent
- Tegengeluid: Menno ter Braak en Edgar du Perron
- Verzet tegen de 'vergoding van de vorm' door de avantgardisten
- aandacht voor mens achter het werk (de vent)
- de vorm-of-ventdiscussie
- Tijdschrift Forum

Slide 32 - Slide

De nieuwe zakelijkheid
Poëzie:
- functionele vormgeving
- gedichten over gewone gebeurtenissen
- alledaagse taal
- pratende wijze van dichten
Proza:
- geen uitgebreide sfeerbeschrijving, maar korte zinnen en snel wisselende beelden (reportagestijl): Ferdinand Bordewijk en Willem Elsschot

Slide 33 - Slide

Traditie
- neoromantiek
- gevoelsuitingen als afzet tegen een steeds lelijkere wereld vol machines en van dreiging
- reactie op koele, externe observaties van de naturalisten

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video

Een aantal dichters en schrijvers
Paul van Ostaijen - expressionisme/dada
Hendrik Marsman - vitalisme
Menno ter Braak en Edgar de Perron- ventist
Nieuwe zakelijkheid:
Ferdinand Bordewijk, Willem Elsschot, Simon Vestdijk
Neoromantiek:
Nescio, J.C. Bloem, Arthur van Schendel J. Slauerhoff

Slide 37 - Slide