1. Schrijf op:
a. Wat de profeten bedoelen met recht en onrecht
b. Waar de profeet Hosea tegen profeteert
c. Waarom God oordeelt volgens profeet Hosea
d. Waar Amos tegen profeteert
e. Twee manieren waarop mensen werden uitgebuit, volgens Amos
f. waar Jona over profeteert
g. wat de mensen moeten doen, volgens Jona