D-toets WB HS 6 p. 106

HOOFDSTUK 6
Lesdoel: D-toets maken

Op tafel: WB p. 106 en blauwe blaadjes.

1 / 39
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

HOOFDSTUK 6
Lesdoel: D-toets maken

Op tafel: WB p. 106 en blauwe blaadjes.

Slide 1 - Slide

LEER (lezen)
OPDRACHT 1b. Lees beide teksten nu helemaal. Geef aan of de zinnen verdadero of falso zijn.
timer
5:00

Slide 2 - Slide

GRAMÁTICA
OPDRACHT 3a. Vul de juiste vorm van de presente perfecto (voltooid tegenwoordige tijd) in.
timer
4:00

Slide 3 - Slide

SER - ESTAR - HAY
OPDRACHT 3b. Kies voor de juiste vorm van ser, estar of hay.
timer
4:00

Slide 4 - Slide

VOCABULARIO
OPDRACHT 4a. Combineer de woorden met de vertaling.
timer
4:00

Slide 5 - Slide

VOCABULARIO
OPDRACHT 4b. Vertaal de woorden in het Spaans.
timer
3:00

Slide 6 - Slide

LEER
OPDRACHT 1a. Bekijk de tekst door hem te vergroten en beantwoord de vragen in het Nederlands.
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Je ziet twee teksten.
Welke tekst is volgens jou eerst
geschreven? Waarom denk je dat?

Slide 8 - Open question


Wat betekent het kopje qué ofrecemos?

Slide 9 - Open question

Iedereen mag meedoen aan de activiteit uit tekst 1.
A
verdadero
B
falso

Slide 10 - Quiz

De fietsroute loopt langs de zee.
A
verdadero
B
falso

Slide 11 - Quiz

Je hoeft zelf geen mountainbike
mee te nemen.
A
verdadero
B
falso

Slide 12 - Quiz

Je hoeft alleen maar stevige
schoenen mee te nemen.
A
verdadero
B
falso

Slide 13 - Quiz

Om mee te doen moet je een formulier invullen.
A
verdadero
B
falso

Slide 14 - Quiz

Er moeten minimaal 15 mensen meedoen.
A
verdadero
B
falso

Slide 15 - Quiz

Het was heel mooi weer tijdens
de activiteit.
A
verdadero
B
falso

Slide 16 - Quiz

1. Vosotros, ¿qué (hacer*) ... esta mañana?

Slide 17 - Open question

2. Mi familia y yo (visitar) una ciudad en la provincia.

Slide 18 - Open question

3. Nerea y Diego lo (pasar) ... muy bien.

Slide 19 - Open question

4. Nerea (comprar) ... mucha ropa.

Slide 20 - Open question

5. Tú, ¿(escribir*) ... una carta a la abuela?

Slide 21 - Open question

6. Yo (ver*) ... una película en el cine.

Slide 22 - Open question

1. En la escuela de surf ... instructores muy amables.
A
son
B
están
C
hay

Slide 23 - Quiz

2. Nerea so sabe dónde ... la piscina.
A
es
B
está
C
hay

Slide 24 - Quiz

3. El bikini y el bañador no ... en la mochila de mi hermana.
A
son
B
están
C
hay

Slide 25 - Quiz

4. ¿Tu tienda ... grande.
A
es
B
está
C
hay

Slide 26 - Quiz

5. En mi escuela no ... comedor.
A
es
B
está
C
hay

Slide 27 - Quiz

6. Las playas de Cádiz ... muy blancas.
A
son
B
están
C
hay

Slide 28 - Quiz

1
2
3
4
5
6
7
8
1. el viento
2. el alojamiento
3. el jersey
4. el despacho
5. llevar
6. reservar
7. rellenar
8. disfrutar


a. het kantoor
b. meenemen
c. reserveren
d. de trui
e. het verblijf
f. genieten
g. de wind
h. invullen

Slide 29 - Drag question

pen

Slide 30 - Open question

koud

Slide 31 - Open question

nacht

Slide 32 - Open question

leuk (mannelijke vorm)

Slide 33 - Open question

bos

Slide 34 - Open question

zomer

Slide 35 - Open question

iedereen (mannelijke vorm)

Slide 36 - Open question

rugzak

Slide 37 - Open question

Ik begrijp nu wat er van mij verwacht wordt op de toets.
😒🙁😐🙂😃

Slide 38 - Poll

Wat vind je het lastigst van HS 6
A
lezen
B
vocabulario
C
grammática (presente perfecto)
D
grammática (ser-estar-hay)

Slide 39 - Quiz