This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Politiek
Herhaling Politieke stromingen
Keuze:
A: meedoen met de uitleg, gezamenlijk vragen maken en daarna zelfstandig.
B: zelfstandig met examenvragen oefenen.
Slide 1 - Slide
Programma vandaag
-Leerdoelen
-Uitleg politieke stromingen
-Opdrachten maken
-Afronding
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
leerling weet welke politieke stromingen er zijn en kan per stroming de kenmerken daarvan benoemen.
leerling kan de politieke partij aan een politieke stroming verbinden.
Let op herhaling van examenstof!
Slide 3 - Slide
Politieke stromingen
Uitleg
Slide 4 - Slide
Bijna alle politieke partijen ontstaan vanuit een politieke stroming.
Politieke stroming:
een verzameling ideeën over wat belangrijk is in de maatschappij en hoe mensen het best met elkaar kunnen samenleven.
Slide 5 - Slide
1. De drie belangrijkste stromingen van Nederland.
-Liberalisme
-Sociaal-democratie
-Christen-democratie
2. Overige stromingen.
Ecologische stroming
Extremisme
Populisme
Slide 6 - Slide
Liberalisme
Vrijheid & eigen verantwoordelijkheid
Persoonlijke & economische vrijheid
Vrije markt economie
Terughoudende rol overheid!
De overheid moet zich zo min mogelijk met zijn of haar burgers bemoeien.
Slide 7 - Slide
Sociaal-democratie
Gelijkheid & gelijkwaardigheid
-Internationale solidariteit
-Bescherming van de zwakkeren in de samenleving
-Sterke rol overheid
Actieve overheid!
Slide 8 - Slide
Christen-democratie
Bijbelse waarden &normen
-Naastenliefde en Harmonie
-Verantwoordelijkheid voor jezelf en anderen
-Rentmeesterschap
-Beperkte rol overheid!
Slide 9 - Slide
Overige stromingen
-Ecologische stroming
-Extremisme
-Populisme
Slide 10 - Slide
Ecologische stroming
-Respect voor natuur en milieu
-Duurzaamheid
Slide 11 - Slide
Extremisme
Mensen zijn ongelijkwaardig: het ene ras is beter dan het andere ras.
Democratie en rechtsextremisme gaan niet samen. Zij willen één sterke leider.
Slide 12 - Slide
Populisme
Populisme is meer een stijl van politiek bedrijven dan een ideologie.
Populisten komen op voor ‘het volk’ en keren zich tegen de elite.
Vaak zijn de standpunten sterk nationalistisch.
De PVV en FvD worden populistisch genoemd.
Slide 13 - Slide
Herhalingsvragen parlement + politieke stromingen
Slide 14 - Slide
Bij welke politieke stroming hoort deze stelling?
A
Sociaal-democratie
B
Christen-democratie
C
Liberalisme
Slide 15 - Quiz
Welke politieke stroming is voor ingrijpen van de overheid in de economie?
A
Liberalisme
B
Christendemocratie
C
Sociaaldemocratie
D
Ecologisme
Slide 16 - Quiz
Het nieuwe kabinet is gevormd. Wie zitten er in het kabinet?
A
Minister president Rutte
B
Ministers en Staatssecretarissen
C
De Tweede Kamer
D
Ministers en de Koning
Slide 17 - Quiz
Het parlement is onze volksvertegenwoordiging. Hoe wordt het parlement gekozen?
A
Door de burgemeester.
B
Door de Koning.
C
Door de burgers.
D
Door de minister-president.
Slide 18 - Quiz
Voor welke politieke stroming is 'rentmeesterschap' een belangrijke waarde?
A
sociaal-democratie
B
liberalisme
C
christen-democratie
Slide 19 - Quiz
Bij wat voor een politieke stroming past dit standpunt het beste?
A
Liberalisme
B
Christen-democratie
C
Sociaal-democratie
Slide 20 - Quiz
"Wij willen dat iedereen naar vermogen kan meekomen in de samenleving. We willen eerlijk delen en gunnen iedereen die naar vermogen werkt een leefbaar inkomen. (...) We laten niemand vallen, álle Nederlanders hebben recht op een menswaardig bestaan."
Dit standpunt over inkomen staat op de website van een Nederlandse politieke partij. Bij welke stroming past dit standpunt het beste?
A
Sociaal-democratie
B
Liberalisme
C
Christen-democratie
Slide 21 - Quiz
Wat is een controlerende taak van het parlement
A
recht van initiatief
(wetvoorstel bedenken)
B
recht van amendement
(wetvoorstel aanpassen)
C
recht van interpellatie
(ondervragen minister)
Slide 22 - Quiz
Het parlement is:
A
de Eerste en Tweede Kamer
B
Het kabinet en de Eerste kamer
C
Alle ministeres en Staatssecretarissen
D
De Regering
Slide 23 - Quiz
Klassikaal
1ste twee vragen maken
-> Zelfstandig verder werken
Slide 24 - Slide
Afronding
ll. weet welke politieke stromingen er zijn en kan per stroming de kenmerken daarvan benoemen.
ll. kan de politieke partij aan een politieke stroming verbinden.