Zinnen maken - werkwoorden 1

kijken
ik kijk
jij kijkt / u kijkt
de jongen / het meisje kijkt
hij / zij kijkt

wij kijken
jullie kijken
de kinderen kijken / zij kijken



1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2BasisschoolGroep 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

kijken
ik kijk
jij kijkt / u kijkt
de jongen / het meisje kijkt
hij / zij kijkt

wij kijken
jullie kijken
de kinderen kijken / zij kijken



Slide 1 - Slide

bakken
ik bak
jij bakt / u bakt
de jongen / het meisje bakt
hij / zij bakt

wij bakken
jullie bakken
de kinderen bakken / zij bakken



Slide 2 - Slide

sporten
ik sport
jij sport / u sport
de jongen / het meisje sport
hij / zij sport

wij sporten
jullie sporten
de kinderen sporten / zij sporten



Slide 3 - Slide

Wat is goed?
A
Het meisje rent.
B
De jongen rent.
C
Het meisje zwemt.
D
De jongen zwemt.

Slide 4 - Quiz

Wat is goed?
A
Het meisje luistert.
B
De jongen luistert.
C
Het meisje kijkt.
D
De jongen kijkt.

Slide 5 - Quiz

Wat is goed?
A
Het meisje loopt.
B
De jongen loopt.
C
Het meisje kijkt.
D
De jongen kijkt.

Slide 6 - Quiz

Wat is goed?
A
Het meisje zit.
B
De jongen zit.
C
Het meisje loopt.
D
De jongen loopt.

Slide 7 - Quiz

Wat is goed?
A
De meester loopt.
B
De kinderen loopt.
C
De juf loopt.
D
De kinderen lopen.

Slide 8 - Quiz

Wat is goed?
A
De vogel vliegt.
B
De vogel loopt.
C
De vogels vliegen.
D
De vogels lopen.

Slide 9 - Quiz

Wat is goed?
A
De vogel zwemt.
B
De vis zwemt.
C
De vogels zwemmen.
D
De vissen zwemmen.

Slide 10 - Quiz

Wat is goed?
A
De kikker zwemt.
B
De kikkers springen.
C
De kikker springt.
D
De kikkers springen.

Slide 11 - Quiz

Wat is goed?
A
De leeuwen drinken.
B
De leeuw drinkt.
C
De paarden drinken.
D
Het paard drinkt.

Slide 12 - Quiz

Wat is goed?
A
De leeuw eet.
B
De leeuwen eten.
C
De kat eet.
D
De katten eten.

Slide 13 - Quiz