WEBB - Levensloop 2.17 t/m 2.21

Welkom
4 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025
1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Welkom
4 vwo ECONOMIE  ||  2024-2025

Slide 1 - Slide

Hoe kan een verzekeraar de averechtste selectie verminderen?

Slide 2 - Open question

Wat is moreel wangedrag (moral hazard)?
A
Je veroorzaakt meer schade omdat je verzekerd bent
B
De ene weet meer dan de ander (de prijs gaat omlaag)
C
Alleen de slechte risico's verzekeren zich
D
Mensen moeten verplicht een verzekering nemen

Slide 3 - Quiz

principaal-agentprobleem
principaal huurt agent in om taak uit te voeren, maar agent heeft geen belang om de taak zo uit te voeren hoe principaal het bedoelt.
 
  •  tegengestelde belangen, principaal wilt iets, maar dit is niet in eigen belang van agent
  • asymmetrische informatie 
directeur - docent 

Slide 4 - Slide

Principaal-agent probleem

Slide 5 - Slide

Principaal- agent probleem 
Drie elementen
- Een principaal-agent relatie: er is een opdrachtgever en een opdrachtnemer
- Er is asymmetrische informatie: agent heeft meer info
- Er zijn tegengestelde belangen

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
Principaal-agent ⇒ werkgever – werknemer
Werkgever (principaal) neemt een werknemer (agent) in dienst om voor hem te werken. De werkgever heeft er belang bij dat de werknemer zijn uiterste best doet. De werknemer deelt dat belang vaak niet. Als er geen directe beloning tegenover hard werken staat, is het in het persoonlijke belang van de werknemer om het rustig aan te doen. Dat is voor de agent gunstiger, maar minder gunstig voor de principal.

Slide 7 - Slide

Twee beweringen.
1. In een principaal-agentrelatie heeft de principaal meer informatie dan de agent.
2. Een mogelijke oplossing voor het principaal-agent probleem is een variabele beloning voor de agent.


A
Beide zijn goed
B
1 is goed en 2 is fout
C
1 is fout en 2 is goed
D
Beide zijn fout

Slide 8 - Quiz

Bij een baas en zijn werknemer kan een principaal-agent probleem ontstaan. Wie is de principaal?
A
De baas
B
De werknemer

Slide 9 - Quiz

Bedenk een voorbeeld van een agent-principaalrelatie hier op school. Wie is de agent en wie de principaal?

Slide 10 - Open question

Collectieve verzekeringen
De sociale verzekeringen in Nederland zijn allemaal collectieve verzekeringen. 
Het kenmerk van collectieve verzekeringen is dat je niet vrij bent om je wel of niet te verzekeren
De overheid dwingt iedereen via de wet tot deelname.

Slide 11 - Slide

Collectieve verzekeringen

Slide 12 - Slide

Zorgverzekering(swet)
Ouder dan 18 jaar verplicht een (basis) zorgverzekering

Acceptatieplicht: Zorgverzekeraars verplicht om  alle mensen te accepteren 

Zorgplicht: Verzekerden moeten toegang krijgen tot betaalbare en kwalitatief goede zorg. 



Slide 13 - Slide

Een verzekering die niet verplicht is en voor een groep mensen is, heet:
A
Volksverzekering
B
Werknemersverzekering
C
Collectieve verzekering
D
Particuliere verzekering

Slide 14 - Quiz

Aanvullende zorgverzekeringen (zoals extra fysio, bril, tandarts) zitten niet in het basispakket en vallen onder..
A
collectieve verzekeringen
B
bonus/ malus systeem
C
particuliere verzekeringen
D
solidariteitsbeginsel

Slide 15 - Quiz

Belangrijk voor de toets!
  • Een budgetvergelijking opstellen (tekenen en interpreteren) en de gevolgen analyseren van bv veranderingen in het budget of prijzen
  • Een pay-off matrix opstellen en interpreteren en daarnaast bepalen en uitleggen of er sprake is van een dominante strategie, een gevangen dilemma, een Nash-evenwicht en/of meeliftersgedrag
  • Het verschil tussen collectieve en particuliere verzekeringen kennen en weten welke verzekeringen collectief en welke particulier zijn.
  • De begrippen risicoavers, asymmetrische informatie, averechtse selectie, premiedifferentiatie, eigen risico, bonus-malusregeling, collectieve dwang en moral hazard kennen en kunnen uitleggen.

Slide 16 - Slide

Aan het werk
Maken 2.17 t/m 2.21
Nakijken
  • Wat heb je goed gedaan?
  • Wat kun je beter doen?
Lees de tekst
  • Onderstrepen
  • Samenvatten

Slide 17 - Slide