Ik kan het werkwoordelijk gezegde uit 3 zinnen halen.
Slide 2 - Slide
Waarom?
Op de basisschool begin je met het leren van zinnen te ontleden. Als je dit kunt, dan krijg je greep op de taal en weet je precies uit welke onderdelen een zin bestaat en hoe je ze moet benoemen. Taal kan daardoor beter begrepen worden.
Slide 3 - Slide
Waar kom je het tegen?
In taal
En taal is overal.....
Slide 4 - Slide
De afkoring van gezegde is gez.
Slide 5 - Slide
woordbegrip
werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde bestaat alleen maar uit werkwoorden.
Het bestaat uit de persoonsvorm en/of meer andere werkwoorden.
Slide 6 - Slide
Woordbegrip
In een zin zit altijd maar één persoonsvorm (pv).
De persoonsvorm van een zin is altijd een werkwoord. Werkwoorden zijn dingen die je kunt doen; fietsen, lopen, spelen, kruipen, klappen, slapen...
Als je de persoonsvorm van een zin weet, dan kun je ook de andere zinsdelen benoemen. Zoek daarom altijd eerst de persoonsvorm (pv) in een zin.persoonsvorm
Slide 7 - Slide
Wat is het gezegde (gez)?
Het gezegde (gez.) bestaat altijd uit alle werkwoorden in de zin.
Slide 8 - Slide
Wat is het gezegde (gez)?
De persoonsvorm is een werkwoord, dus die zit altijd in het gezegde.
Slide 9 - Slide
Wat is het gezegde (gez)?
Het gezegde geeft aan:
dat iemand iets is,
dat iemand iets doet
of dat er iets gebeurt.
Slide 10 - Slide
Wat is het gezegde (gez)?
Het gezegde kan werkwoordelijk of naamwoordelijk zijn.
Slide 11 - Slide
Hoe?
Hoe vind je het gezegde (gez)?
1. Zoek het gezegde
2. Zoek de persoonsvorm (pv).
3. Zoek het onderwerp (o).
Zoek het gezegde (gez): alle werkwoorden.
Slide 12 - Slide
stap 1
Zoek de persoonsvorm.
Maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd.
Slide 13 - Slide
Stap 2
Zoek het onderwerp.
Wie of Wat + de persoonsvorm.
Slide 14 - Slide
Stap 3
Zoek het gezegde.
Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Slide 15 - Slide
stap 1
Zoek de persoonsvorm.
Maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd.
Stap 1
Wij gaan gamen
Gaan wij gamen?
wij gingen gamen.
Gaan is de persoonsvorm
Slide 16 - Slide
Stap 2
Zoek het onderwerp.
Wie of Wat + de persoonsvorm.
Stap 2
Wij gaan gamen
Wie of wat gaan gamen
Antwoord is wij
het onderwerp is wij
Slide 17 - Slide
Stap 3
Zoek het gezegde.
Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Stap 3
Wij gaan gamen.
Alle werkwoorden
gaan gamen
Het gezegde is gaan gamen
Slide 18 - Slide
stap 1
Zoek de persoonsvorm.
Maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd.
Stap 1
Het meisje liep naar school
Liep het meisje naar school?
Het meisje loopt naar school.
De persoonsvorm is liep.
Slide 19 - Slide
Stap 2
Zoek het onderwerp.
Wie of Wat + de persoonsvorm.
Stap 2
Het meisje liep naar school
Wie of wat liep naar school?
Antwoord is het meisje
het onderwerp is het meisje
Slide 20 - Slide
Stap 3
Zoek het gezegde.
Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Stap 3
Het meisje liep naar school
Alle werkwoorden
liep
Het gezegde is liep
Slide 21 - Slide
stap 1
Zoek de persoonsvorm.
Maak de zin vragend of zet hem in een andere tijd.
Stap 1
De boef wordt opgepakt.
Wordt de boef opgepakt?
De boef werd opgepakt.
De persoonsvorm is wordt.
Slide 22 - Slide
Stap 2
Zoek het onderwerp.
Wie of Wat + de persoonsvorm.
Stap 2
De boef wordt opgepakt.
Wie of wat liep wordt opgepakt?
Antwoord is de boef
het onderwerp is de boef
Slide 23 - Slide
Stap 3
Zoek het gezegde.
Het gezegde zijn alle werkwoorden in een zin.
Stap 3
De boef wordt opgepakt.
Alle werkwoorden
wordt opgepakt.
Het gezegde is wordt opgepakt.
Slide 24 - Slide
Nu jij!
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
De poes klimt in de boom
1. zoek de persoonsvorm
2. zoek het onderwerp
3. zoek het gezegde
Slide 27 - Slide
De hond wordt geaaid.
1. zoek de persoonsvorm
2. zoek het onderwerp
3. zoek het gezegde
Slide 28 - Slide
Kim zou het boek gelezen hebben.
1. zoek de persoonsvorm
2. zoek het onderwerp
3. zoek het gezegde
Slide 29 - Slide
Als er voor een werkwoord te of aan het staat hoort dat bij het gezegde!