chapitre 5 les adjectifs

Chapitre 5 Grandes Lignes


Grammaire : les adjectifs 

1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Chapitre 5 Grandes Lignes


Grammaire : les adjectifs 

Slide 1 - Slide

l'adjectif

Slide 2 - Mind map

het bijvoeglijk naamwoord

Jean-Claude est petit. C'est un petit garçon.

Antoinette est petite. C'est une petite fille.

Slide 3 - Slide

het bijvoeglijk naamwoord
Pierre et Raoul sont petits. 
Ils sont des petits garçons.
 
Morgane et Sophie sont petites.
Elles sont des petites filles. 

Slide 4 - Slide

het bijvoeglijk naamwoord

Le T-shirt est bleu. C'est un T-shirt bleu.


La jupe est bleue. C'est une jupe bleue.

Slide 5 - Slide

het bijvoeglijk naamwoord
Les T-shirts sont  bleus. Ce sont des  T-shirts  bleus.

Les  jupes sont  bleues. Ce sont  des  jupes bleues.

Slide 6 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
het werkwoord
B
het zelfstandig naamwoord
C
het lidwoord
D
het aanwijzend vnw

Slide 7 - Quiz

Bij vrouwelijke woorden krijgt het bijvoeglijk naamwoord een....
A
s
B
e

Slide 8 - Quiz

Bij vrouwelijke woorden in het meervoud krijgt het bijv nw een...+ ...
A
e + s
B
e + r

Slide 9 - Quiz

Bij mannelijke woorden krijgt het bijv naamwoord... :
A
e
B
s
C
niets
D
es

Slide 10 - Quiz

Bij mannelijke woorden in het meervoud krijgt het bijv nw een
A
s
B
e

Slide 11 - Quiz

la veste est
A
rouge
B
rouges

Slide 12 - Quiz

l'adjectif
Sommige bijvoeglijke naamwoorden  VERANDEREN NIET
mannelijk = vrouwelijk
omdat ze met een "e" al eindigen
alleen in het meervoud krijgen ze een "s"
rouge, jaune, jeune, timide...

Slide 13 - Slide

le jean est
A
jaunes
B
jaune

Slide 14 - Quiz

le t-shirt est
A
grande
B
grand

Slide 15 - Quiz

les lunettes de soleil sont
A
noirs
B
noires

Slide 16 - Quiz

la ceinture est
A
vert
B
verte

Slide 17 - Quiz

Nathalie est
A
grande
B
grand
C
grands
D
grandes

Slide 18 - Quiz

En eindigt een bijvoeglijk naamwoord op een -s, dan geen extra -s bij het meervoud:
 un éléphant gris, deux éléphants gris

Slide 19 - Slide

de onregelmatige vormen
beau    belle beaux belles
nouveau   nouvelle nouveaux nouvelles
vieux    vieille vieux vieilles
bon   bonne bons bonnes


Slide 20 - Slide

le sac à dos est
A
beau
B
belle

Slide 21 - Quiz

Les deux filles sont
A
beaux
B
beau
C
belle
D
belles

Slide 22 - Quiz

le pantalon est
A
beau
B
petite
C
chère
D
belle

Slide 23 - Quiz

la jupe est
A
cher
B
petit
C
grand
D
chère

Slide 24 - Quiz

les lunettes de soleil sont
A
cher
B
chère
C
chères
D
chers

Slide 25 - Quiz

les jouets sont
A
petites
B
petits
C
petit
D
petite

Slide 26 - Quiz

le magasin est
A
grande
B
petite
C
nouvelle
D
nouveau

Slide 27 - Quiz

le footballeur est
A
joli
B
jolie
C
jolis
D
jolies

Slide 28 - Quiz

les chaussures sont
A
blanc
B
bleue
C
vert
D
blanches

Slide 29 - Quiz

le T-shirt est
A
rouges
B
rouge
C
petite
D
belle

Slide 30 - Quiz