This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 80 min
Items in this lesson
Welkom
economen!
Slide 1 - Slide
H3 De bank en jouw geld
3.1 Hoe betaal je?
3.2 Waarvoor zou je sparen?
3.3 Geld lenen kost geld!
3.4 Nog meer bankzaken
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Doelen vandaag
Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil
Je kunt de geldfuncties noemen en er voorbeelden bij geven
Je kunt het verschil tussen chartaal en giraal geld uitleggen
Je kunt drie manieren van giraal betalen noemen
Je kunt met een berekening het saldo op je bankrekening checken
Slide 4 - Slide
Vandaag
1. Doelen
2. Behandelen §3.1
3. Zelfstandig werken
4. Afsluiting & huiswerk
Slide 5 - Slide
Directe ruil en
indirecte ruil
Het ruilen van goederen tegen goederen noem je directe ruil.
Gebruik je geld om een product te 'ruilen', dan noem je dat indirecte ruil.
Directe ruil
Slide 6 - Slide
Chartaal geld
Contant geld: munten en bankbiljetten.
Contant=Cash=Chartaal
Slide 7 - Slide
Giraal geld
Op je bankrekening
Niet tastbaar
Bank = Giro = Giraal
Slide 8 - Slide
Verandering soort geld
Als je geld opneemt bij een geldautomaat...
Daalt de hoeveelheid giraal geld
Stijgt de hoeveelheid chartaal geld
Slide 9 - Slide
Functies van geld
Slide 10 - Slide
Functies van geld
Ruilmiddel
Rekenmiddel
Spaarmiddel
Slide 11 - Slide
Elektronisch betalen
Betalen met je pinpas, via internet, telefoon, tikkie
Slide 12 - Slide
Je saldo
Je saldo is het bedrag dat op je bankrekening staat.
Creditsaldo: je staat in de plus, je hebt geld tegoed. Debetsaldo: Je staat in de min, in het rood, negatief saldo.
Nieuw saldo = oude saldo + ontvangsten - betalingen
Slide 13 - Slide
Je saldo
Je saldo is het bedrag dat op je bankrekening staat.
Creditsaldo: je staat in de plus, je hebt geld tegoed. Debetsaldo: Je staat in de min, in het rood, negatief saldo.
Nieuw saldo = oude saldo + ontvangsten - betalingen
Wat is debet & credit?
Slide 14 - Slide
Nieuw saldo berekenen
oud saldo
+ Ontvangsten
- Uitgaven -----------------
nieuw saldo
+ Positief saldo = Credit Saldo
- Negatief saldo = Debet Saldo = rood staan
Slide 15 - Slide
Oefening saldo berekenen
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4
Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!
1. Maken par 3.1 vanaf blz. 70 opdr. 2-3-6-7-8-9-11-13
2. Maken her 3.1 vanaf blz. 88 opdr. 2-3-6-7
Wat vond jij van de lesstof?
lastig of makkelijk
1. Maken par 3.1 vanaf blz. 70 opdr. 2-3-6-7-8-9-11-13
2. Maken plus 3.1 vanaf blz. 90 opdr. 1 t/m 4
Slide 18 - Slide
Oefenen!!
Slide 19 - Slide
De benzineprijs is sinds vorige week met €0,05 per liter gestegen. Welke geldfunctie herken je in deze situatie?
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
D
Leenmiddel
Slide 20 - Quiz
Je rekent met je mobiel een frikandelbroodje af bij de AH. Welke geldfunctie herken je in de situatie?
A
Ruilmiddel
B
Rekenmiddel
C
Spaarmiddel
D
Leenmiddel
Slide 21 - Quiz
Mevrouw Peroti volgt elke dinsdag DJ les bij een DJ. Deze DJ komt daarom elke vrijdag in ruil daarvoor zijn haren vlechten bij mevrouw Peroti. Van wat voor ruil is hier spraken?
A
Indirecte ruil
B
Directe ruil
Slide 22 - Quiz
Jely heeft €34,12 op haar bankrekening staan. Waar hoort dit geld bij?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 23 - Quiz
Simon heeft thuis heel veel kleingeld in zijn portemonnee. Waar hoort kleingeld bij?
A
Chartaal geld
B
Giraal geld
Slide 24 - Quiz
Als je online iets bestelt bij Bol.com Waar betaal je dan mee?
A
Pinpas en pincode
B
iDeal
C
Contactloos met je mobiel
Slide 25 - Quiz
Als ik op mijn bankrekening €0,81 heb staan. Sta ik dan debet of credit?