gram. woordsoorten H3 zww en hww

pen
schrift                     open
lesboek                   blz. 94
laptop                      dicht
leesboek                 lezen

1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

pen
schrift                     open
lesboek                   blz. 94
laptop                      dicht
leesboek                 lezen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?

huiswerk bespreken
Grammatica zelfstandig ww. en hulpwerkwoord
keuzeopdracht
evalueren

Slide 2 - Slide

Grammatica woordsoorten H3

Even herhalen!

Slide 3 - Slide

welke woordsoorten ken je?

Slide 4 - Mind map

De aardige jongen heeft het kleine meisje een mooie auto gegeven.

In deze zin staan ... zn, ... bn, ... lw, ... ww
A
3 zn, 3 bn, 2 lw, 2 ww
B
3 zn, 3 bn, 3 lw, 1 ww
C
3 zn, 3 bn, 3 lw, 2 ww
D
3 zn, 3 bn, 3 lw, 1 ww

Slide 5 - Quiz

werkwoord

Waaraan herken je een werkwoord?

Slide 6 - Open question

Een werkwoord kun je vervoegen.

Vervoeg het ww. koken!

Slide 7 - Open question

deze les
uitleg grammatica woordsoorten blz 94
5 minuten leren voor toets
DT Lezen H3 maken
maken woordsoorten opdr 1 t/m 4

Slide 8 - Slide

Startopdracht blz. 94

Sandra moet haar Franse woordjes gaan leren.
Sandra gaat haar Franse woordjes leren.
Sandra leert haar Franse woordjes.

Wat is er gebeurd met de werkwoorden?
.

Slide 9 - Slide

Startopdracht
De schilder zou het raam donkergroen hebben geverfd.

Slide 10 - Slide

Doel

Ik  kan een zelfstandig werkwoord en een hulpwerkwoord in een zin herkennen.

Slide 11 - Slide

zelfstandig ww  -  hulpwerkwoord
Je kunt die mooie schaatsen beter snel gaan opruimen.

Welk ww geeft betekenis aan de zin?
Dit werkwoord kun je niet weglaten!

Slide 12 - Slide

zelfstandig werkwoord
  1. het belangrijkste ww in de zin
  2. het geeft de zin betekenis.
  3. het staat meestal achteraan in de zin.
  4. Als er maar 1 ww in een zin is, is dat het zww.

Bij die bakker koopt hij gebakjes.
Bij die bakker zou je gebakjes kunnen kopen.

Slide 13 - Slide

Ik zou naar die film kunnen gaan kijken.

Wat is het zww in de zin?
A
zou
B
kunnen
C
gaan
D
kijken

Slide 14 - Quiz

hulpwerkwoord
1.  De werkwoorden die helpen om een zin te maken.
2. Er kunnen meerdere hulpwerkwoorden in een zin staan.

De zoon zal voor zijn zieke vader zorgen.
Je kunt je rommel beter opruimen.
Je zou je rommel beter kunnen opruimen.


Slide 15 - Slide

In Zweden zou men de langste dag tot feestdag hebben willen uitroepen.

Wat is/zijn de hulpwerkwoorden in deze zin?
A
zou
B
zou uitroepen
C
zou hebben
D
zou hebben willen

Slide 16 - Quiz

Je kunt deze rommel beter verstoppen in de kast.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 17 - Open question

Je kunt de rommel beter verstoppen in de kast.

Wat is het zww in deze zin?

Slide 18 - Open question

Aan de slag
Huiswerk voor vrijdag:
zinsdelen H3 opdracht 1 t/m 4 (heb je al af)
Woordsoorten H3 opdracht 1 t/m 4

vrijdag 10/2
DT woordenschat (+woordenblad) en spelling deel 1 en 2 van H3

Slide 19 - Slide

evaluatie
geleerd
 
gewerkt
 
werksfeer
uitleg
 tips  
tops

Slide 20 - Slide