Koppelwerkwoord of hulpwerkwoord?
Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd één koppelwerkwoord (kww): een vorm van zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen. Zo'n werkwoord koppelt een eigenschap aan het onderwerp van de zin. Een hulpwerkwoord (hww) helpt een kww of zww altijd. Het geeft bijvoorbeeld een tijd aan (heeft, kan, laat).