Past simple

PAST SIMPLE + CONTINUOUS
DOEL
- we leren wat deze tijden zijn 
- we herhalen de Past Simple
- we herhalen de Past Continuous 
- Past Continuous vs. Past simple
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

PAST SIMPLE + CONTINUOUS
DOEL
- we leren wat deze tijden zijn 
- we herhalen de Past Simple
- we herhalen de Past Continuous 
- Past Continuous vs. Past simple

Slide 1 - Slide

Past Simple
- Wanneer gebruik je de Past Simple?

-  Hoe maak je de Past Simple?

- Hoe kan je de Past Simple herkennen?

Slide 2 - Slide

Past Simple
Hoe maak je de past simple?
Basisregel: Werkwoord + ed (walked)
Uitzondering: als het werkwoord op een e eindigt: +d

Slide 3 - Slide

Past Simple
Wanneer? Als iets in het verleden gebeurd + afgelopen.
Hoe? Werkwoord + ed (uitzonderingen volgende slide)
Signaalwoorden: yesterday, last week, a month ago, etc...

Slide 4 - Slide

Past continuous
Hoe maak je die?
She was walking to school, when her phone rang.
I was drinking some tea, when my husband was working.
What were you thinking of (when I interupted you)?

Dus de regel is: .................................


Slide 5 - Slide

Past Continuous
was
                                   of        +  ww   +  ing
were

He was cleaning the house.

Slide 6 - Slide

Past Continuous

Slide 7 - Slide

Past Continous en Past Simple
Past Continuous = aan de gang in het verleden (waren aan het..., zaten te...)




Past Simple = iets gebeurde op een bepaald moment in het verleden

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Past simple or Past continuous?

I was having a shower yesterday.
A
Past simple
B
Past continuous

Slide 10 - Quiz

Was Andrew playing computer games?
A
Past Continuous
B
Simple Past

Slide 11 - Quiz

We sang that song yesterday.
A
Past Simple
B
Past continuous

Slide 12 - Quiz

Dus....hoe maak je de past continuous?

Slide 13 - Open question

Bij welke personen gebruik je 'was' en bij welke personen gebruik je 'were'?

Slide 14 - Open question

Dus......wanneer gebruik je de past continuous

Slide 15 - Open question

Wanneer gebruik je de past simple (verleden tijd)?

Slide 16 - Open question

We ______
(watch) TV when we ______
(hear) a loud noise.
A
were watching - heared
B
was watching - heared
C
were watching - heard
D
was watching - heard

Slide 17 - Quiz

Last year I _____
(visit) Paris and Rome.
A
was visiting
B
visited
C
were visiting
D
visitted

Slide 18 - Quiz

He ____
(work) in the garden when he _____
(find) the money.
A
were working - finded
B
worked - was finding
C
was finding - works
D
was working - found

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Link

Slide 21 - Link

Ik weet het verschil tussen de past simple en past continuous en kan deze vorm maken en toepassen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 22 - Quiz