Present Perfect

1 / 31
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Homework check
Page: 116, 117, 118, 119 (exercise 54 alone)
Done? Hand-out or page: 108, 109, 110

Slide 2 - Slide

Goals
You are able to use the present perfect

Slide 3 - Slide

Reading
timer
20:00

Slide 4 - Slide

Planning
Explanation
Exercises

Slide 5 - Slide

Present perfect
Write this down


iets wat in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is.
Has/have + voltooid deelwoord

Slide 6 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?


  • Om te praten over iets wat in het verleden is begonnen, en nu nog aan de gang is (nog niet afgelopen)

Bob has known John since they were 10.
Mary has worked at the market for 5 years now.
Bill and Kate have been friends since 2011.



Slide 7 - Slide

Wanneer gebruikje de present perfect?
  • Om te praten over iets wat in het verleden gebeurd en waar je nu het resultaat van merkt:
Sharon has broken her leg (now she can't walk)
Tijmen has lost his keys ( now he can't open the door)
Gwen has eaten too much (now she feels sick)






Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

SIGNAALWOORDEN
  • JUST - NET
  • ALREADY - AL
  • YET - AL (IN VRAAGZINNEN)
  • NOT YET - NOG NIET
  • ALWAYS - ALTIJD AL
  • NEVER - NOOIT
  • EVER - OOIT
  • SINCE - SINDS
  • FOR - (NU) AL
  • (FOR) HOW LONG? - HOE LANG

Slide 10 - Slide

Wanneer gebruik je de present perfect?
  • Om te praten over ervaringen to  nu toe:
I have never been too America.
Have you ever been to America?
I've never swum with dolphins.
She has never run a marathon.

Slide 11 - Slide

Hoe maak je de present perfect?
  • Have / has + voltooid deelwoord

  • I have lived here for ten years.

  • She has known him since 2011.

Slide 12 - Slide

                       Present perfect


        have / has + voltooid deelwoord

Slide 13 - Slide

Wat is dan het voltooid deelwoord?
er zijn 2 verschillende         regelmatige werkwoorden 
                                                           
                                                  onregelmatige werkwoorden
1
2

Slide 14 - Slide

           
             regelmatige werkwoorden       
1
werkwoord + -ed
play - played
walk - walked
work - worked
want - wanted

Slide 15 - Slide

           
             onregelmatige werkwoorden

2
Het derde woord uit de rijtjes 
To do - did - done
to fly - flew - flown
to fight - fought - fought

Slide 16 - Slide

He ......................... ( play)


A
have played
B
has played

Slide 17 - Quiz

Alice has lived in Rome for two years.
Woont ze daar nog of woont ze nu ergens anders?
A
Ze woont daar nog
B
Ze woont nu ergens anders

Slide 18 - Quiz

I ........................(work) very hard.
A
has worked
B
have worked

Slide 19 - Quiz

Helen .............. ........................ here for 7 years.
A
have live
B
has lived
C
has live
D
have lived

Slide 20 - Quiz

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
met het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
met has / have + voltooid deelwoord

Slide 21 - Quiz

Which sentence is the present perfect?
A
I bought a dog
B
I have bought a dog
C
I buy a dog
D
I am buying a dog

Slide 22 - Quiz

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has caught ten balls so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 23 - Quiz

Maak de present perfect:
He listens

Slide 24 - Open question

Exercises

Page 101, 102, 103, 92, 93, 94, 95 (not exercise 19)
timer
30:00

Slide 25 - Slide

What do you remember about modals?

Slide 26 - Slide

Repeat

Slide 27 - Slide

HULPWERKWOORDEN

Advies: SHOULD --> you should go to a doctor
Beleefdheid: COULD --> Could you help me, please?
Zou kunnen: COULD --> I could be late tomorrow.
Vaardigheid: CAN --> My mum can speak French
Mogelijkheid: CAN --> Can you
Verplichting: HAVE TO --> You have to hand in your weapon.

Slide 28 - Slide

What do you remember about the Past Continuous?

Slide 29 - Slide

Past Continuous
- Wanneer gebruik je de Past continuous?
De Past continuous gebruik je om te zeggen dat iets in het verleden aan de
 gang was.

-  Hoe maak je de Past continuous?
De Past continuous bestaat uit was of were gevolgd door werkwoord + ing:
Billy was thinking about baseball.
We were talking to the president.


Slide 30 - Slide

Writing exercise
You are going write a itinerary for you dream holiday trip

timer
20:00

Slide 31 - Slide