Taalkaart 2 Wie ben jij voor anderen?

Welkom

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les...

  • Hoe gaat het met mijn Nederlands?

  • Weet ik wat het begrip 'eigenschap' betekent.

  • Kan ik 5 eigenschappen van mezelf benoemen.

  • Kan ik beargumenteren waarom ik iets vind.


Slide 4 - Slide

Opdracht Praktijkboek B1
  • Maak deel 1 blz. 5 t/m 7
  •  Bespreek hierna in groepjes de vragen met elkaar.
  • Geef ook meer uitleg bij je antwoorden.
    Het is een check voor jezelf!

Slide 5 - Slide

Klaar? Maak een woordspin in groepjes

Gebruik onderstaande vragen

  1. Wat doe ik op dit moment al om Nederlands te leren?
2. Hoe kan ik mijn Nederlands buiten school oefenen?


Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Jouw Nederlands
Wat gaat erg goed?
Wat is het makkelijkst?
Wat is het moeilijkst?
Wat wil/moet je extra oefenen op school?

Slide 8 - Slide

Taalkaart 2 Wie ben jij voor anderen?
Blz. 12
Eigenschap = iets wat voor jouw uniek is. Een karaktereigenschap. 
Aardig, hardwerkend, lief, zorgzaam, lui, snel boos.
Synoniem van eigenschap = kenmerk

Kwaliteit = iets waar je goed in bent.

Slide 9 - Slide

Aardig
Lief
Sociaal
Doorzettingsvermogen
Flexibel
Creatief
Verantwoordelijkheid
Optimistisch
Bescheidenheid
Vriendelijk
Positief
Betrouwbaar
Eerlijk
Empathisch
Dankbaar
Geduldig
Netjes
Hulpvaardig






Slide 10 - Slide

Egoïstisch
Onbetrouwbaar
Liegen
Agressief
Jaloers
Arrogant
Negatief
Slordig/Chaotisch
Onverantwoordelijk
Negatief
Ongevoelig

Gevoelig
Lui
Impulsief
Onverschillig
Oneerlijk
Sarcastisch 

Slide 11 - Slide

Wie ben ik?
1. Schrijf eerst vijf goede eigenschappen van jezelf op de taalkaart.
2. Vraag aan klasgenoten wat goede eigenschappen van je zijn bij vraag 1.
3. Maak daarna vragen 2, 3 en 4.
4. Klaar? Vertel over jezelf in de klas.

Slide 12 - Slide

schrijf een korte brief over jezelf
  •  Schrijf waar je vandaan komt en hoelang je al in Nederland woont. 
  • Schrijf minimaal 2 goede en 2 slechte eigenschappen van jou en geef voorbeelden waarom deze bij je horen.
  • Schrijf wat je graag wilt leren of verbeteren aan jezelf.
  • Schrijf wat je ambities zijn in Nederland: waar wil je later graag wonen en wat wil je doen voor werk?

Slide 13 - Slide

Schrijfproces
  1. Voor het schrijven
    Waar ga ik over schrijven? + schrijfplan maken

  2. Schrijven 
    Alinea's bedenken (B1) + tekst schrijven

  3. Controleren 
    Taalverzorging + hoe ziet de schrijfopdracht eruit.

Slide 14 - Slide

Voorbereiden
  • Bepaal het schrijfdoel, waarom schrijf je?

  • Bepaal je publiek, voor wie schrijf je?

  • Bedenk het onderwerp, wat schrijf je?

  • Kies de tekstsoort, hoe schrijf je?

Gewoon beginnen / internet / discussiëren / brainstormen / Mindmap maken.

Slide 15 - Slide

Mindmap schrijfplan
  • Maak een cirkel en schrijf in het midden het onderwerp

  • Schrijf het schrijfdoel op. Met welk doel schrijf je de tekst? Informeren, activeren, overtuigen of een mening geven?

  • Om het onderwerp de deelonderwerpen

  • Maak gebruik van kleuren, lijnen en eventueel tekeningen, zodat het een duidelijk geheel wordt. Ook schrijf je alleen steekwoorden op, dus nog geen hele zinnen.

Slide 16 - Slide

Kwaliteitenspel
  1. Ga in een groepje van 4 zitten.
  2. Kies 1 kwaliteit/eigenschap uit.
  3. Vertel waarom deze kwaliteit bij jouw past. Beargumenteer. 

Slide 17 - Slide

Schematisch schrijfplan
  1. Schrijf het onderwerp op. Waar gaat de tekst over? 

  2. Schrijf het tekstdoel op. Met welk doel schrijf je de tekst? Informeren, activeren, overtuigen of een mening geven?

  3. Schrijf op wat je in de inleiding wilt schrijven.

  4. Schrijf op wat je in het middenstuk wilt schrijven.

  5. Schrijf op wat je in het slot wilt schrijven.

  6. Je schrijft alleen steekwoorden op, dus nog geen hele zinnen.

Slide 18 - Slide

Schrijfplan maken
Schematisch schrijfplan (structuur) of een mindmap (creatief)

Kies een manier die goed bij jou past. Het is wel handig om beide manieren een keer uit te proberen.

Slide 19 - Slide

Voorbereiden + uitvoeren + controleren
  • Prewrite, maak een schrijfplan/bouwplan.

  • Driedelige opbouw
    (inleiding-middenstuk-slot)

  • Structuur, binnen de opbouw bedenken welke informatie in welk deel van de tekst komt .
    (argumentatie, voor- en nadelen, 5xW+H-methode)

  • Eerst de inhoud (WAT schrijf je op) en daarna pas formuleren (HOE schrijf je dat op).

  • Daarna controleer jij je tekst op spelling en grammatica en vormgeving.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide