onderwerp, WG, LV (Max 2.7)

GRAMMATICA 2.7
vwo 1
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

GRAMMATICA 2.7
vwo 1

Slide 1 - Slide

aan het eind van de les ...
  • weet je hoe je het onderwerp van een zin kunt vinden
  • kun je een WG  herkennen
  • kun je het lijdend voorwerp in een zin vinden


Slide 2 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
De werkwoorden in een zin vertellen wat er gebeurt of wat iemand doet.

Slide 3 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Werkwoordelijk gezegde: 

bestaat uit alle werkwoorden in een zin! 



Slide 4 - Slide

Alle werkwoorden in de zin noem je samen:
A
het onderwerp
B
het naamwoordelijk gezegde
C
het werkwoordelijk gezegde
D
het werkend voorwerp

Slide 5 - Quiz

Onderwerp

Het onderwerp
wie of wat? + werkwoordelijk gezegde 



Slide 6 - Slide

Het antwoord op de vraag:
wie / wat + gezegde is het......
A
onderwerp
B
werkwoordelijk gezegde
C
lijdend voorwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de werkwoorden in deze zin?

Hij is vandaag laat thuisgekomen.

Slide 8 - Mind map

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Hij is vandaag laat thuisgekomen.

Slide 9 - Mind map

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Hij is vandaag laat thuisgekomen.

Slide 10 - Mind map

Wat zijn de werkwoorden in deze zin?

De jongen fietste gisteren naar het café en dronk daar een cola.

Slide 11 - Mind map

Wat is/zijn de persoonsvorm(en) in deze zin?

De jongen fietste gisteren naar het café en dronk daar een cola.

Slide 12 - Mind map

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

De jongen fietste gisteren naar het café en dronk daar een cola.

Slide 13 - Mind map

Wat is de persoonsvorm in de zin?
persoonsvorm
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 14 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 15 - Drag question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?
werkwoordelijk gezegde
Piet
heeft
een blikje cola
in de pauze
gedronken

Slide 16 - Drag question

twee persoonsvormen
heeft
De man
de hele nacht
gedanst
en 
is 
om zes uur 's ochtends
pas
gaan
slapen.

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Wat geeft het onderwerp in een zin aan?
A
Geeft aan dat er iets gebeurt.
B
Geeft aan wie of wat iets doet.
C
Geeft alle werkwoorden in een zin aan.

Slide 20 - Quiz

Wat is het onderwerp?
Het onderwerp
Piet
drinkt
een blikje cola
in de pauze

Slide 21 - Drag question

Lijdend voorwerp
Bekijk het filmpje op de volgende slide.

Slide 22 - Slide

0

Slide 23 - Video

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 24 - Quiz

Ze gaat naar de bioscoop met haar vriendin.
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 25 - Quiz

Lijdend voorwerp
Mag ik jouw rekenmachine lenen ?
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
geen lijdend voorwerp

Slide 26 - Quiz

Lijdend voorwerp
Helaas is deze les afgelopen.
A
Helaas
B
is afgelopen
C
deze les
D
geen lijdend voorwerp

Slide 27 - Quiz

In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz