Huiswerk breuken

Een breuk delen
Stap 1 Schrijf het getal als een onechte breuk

Stap 2 vervolgens geldt de regel: 
Delen door een breuk, is vermenigvuldigen met het omgekeerde

Stap 3 vermenigvuldig de tellers en noemers met elkaar

Stap 4 Vereenvoudig zo nodig
noemer×noemerteller×teller
1 / 14
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Een breuk delen
Stap 1 Schrijf het getal als een onechte breuk

Stap 2 vervolgens geldt de regel: 
Delen door een breuk, is vermenigvuldigen met het omgekeerde

Stap 3 vermenigvuldig de tellers en noemers met elkaar

Stap 4 Vereenvoudig zo nodig
noemer×noemerteller×teller

Slide 1 - Slide

Oefenen
65:43
109:74
2:54
4:21

Slide 2 - Slide

Maken 6.7 (h) | Delen met negatieve breuken
Dezelfde regel geldt ook voor breuken:

Positief breuk : positief breuk= positieve breuk
Postief breuk : negatief breuk = negatieve breuk
Negatief breuk : positief breuk = negatieve breuk
Negatief breuk : negatief breuk = positieve breuk

Tip
Gebruik je pijltjestoetsen, als je minteken in je breuk blijft staan (in Bettermarks)

Slide 3 - Slide

vermenigvuldigen breuken
Stap 1. Schrijf beide getallen als een onechte breuk. Vermenigvuldig het hele getal met de noemer van de breuk en tel deze op bij de teller

Stap 2. Vermenigvuldig de breuken. 


Stap 3. Onechte breuk? Haal de hele(n) eruit

Stap 4 Vereenvoudig zo ver mogelijk
noemer×noemerteller×teller

Slide 4 - Slide

Oefenen
92×94
109×87
3×65
32×4
351×2
4×254

Slide 5 - Slide

Huiswerk breuken aftellen
Taak: 
Op de volgende dia vind je de opdrachten die je ook op je stencil hebt staan. Tijdens de les zijn we hiermee begonnen. 

Je gaat dit verder maken, je werkt er maximaal een half uur aan. Niet af? Dat geeft dus niet. 
Hulpmiddelen: stappenplan (volgende dia), tafelkaart (dia daarna), eventueel rekenmachine 
LET OP: de toets is zonder rekenmachine

Slide 6 - Slide

Aftrekken breuken




Stap 1. Zijn er helen in de som? Trek ze af en zet deze vooraan.

Stap 2. Maak de breuken gelijknamig, zodat ze dezelfde noemer hebben

Stap 3. Als de eerste teller kleiner is dan de tweede, moet je een hele in de eerste teller zetten. 

Stap 4 Trek de tellers van elkaar af. Houd de noemer hetzelfde

Stap 5 Als het kan, vereenvoudig de breuk zover mogelijk.

Slide 7 - Slide

Breuken aftrekken

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Maak de opdrachten volgens het stappenplan

Slide 11 - Slide

Optellen breuken




Stap 1. Zijn er helen in de som? Tel ze op en zet ze vooraan.

Stap 2. Maak de breuken gelijknamig, zodat ze dezelfde noemer hebben

Stap 3. Tel de tellers bij elkaar op. Houd de noemer hetzelfde

Stap 4. Is de breuk een onechte breuk? Haal de helen eruit

Stap 5 Als het kan, vereenvoudig de breuk zover mogelijk.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide