Les 4 Mousa

Μουσα
Les 4
1 / 35
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Μουσα
Les 4

Slide 1 - Slide

Werkwoord
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
jullie
wij
zij
ik
hij/zij/het
jij

Slide 2 - Drag question

Werkwoord
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
σθε
μεθα
νται
μαι
ται
σαι

Slide 3 - Drag question

Werkwoord εἱμι = zijn
ev
mv
1e
1e
2e
2e
3e
3e
ἐστε
ἐσμεν
εἰσιν
εἱμι
ἑστιν
εἰ

Slide 4 - Drag question

ἐπιδεικνυνται
A
3e persoon ev
B
3e persoon mv
C
infinitivus
D
dit is geen werkwoord

Slide 5 - Quiz

δυνασθαι
A
3e persoon ev
B
3e persoon mv
C
infinitivus
D
dit is geen werkwoord

Slide 6 - Quiz

ἀγαστος
A
3e persoon ev
B
3e persoon mv
C
infinitivus
D
dit is geen werkwoord

Slide 7 - Quiz

ἐστιν

A
3e persoon ev
B
3e persoon mv
C
infinitivus
D
dit is geen werkwoord

Slide 8 - Quiz

ἱσταται
A
3e persoon ev
B
3e persoon mv
C
infinitivus
D
dit is geen werkwoord

Slide 9 - Quiz

Imperativus = gebiedende wijs
Als je in het Grieks een opdracht wilt geven, dan gebruik je de gebiedende wijs, ook wel de imperativus genoemd. 
De imperativus ev (bevel aan 1 persoon) eindigt op ...?
De imperativus mv (bevel aan meerdere personen) eindigt op ...?


Slide 10 - Slide

De imperativus enkelvoud heeft dezelfde uitgang als...
A
De eerste persoon enkelvoud
B
De tweede persoon enkelvoud
C
De derde persoon enkelvoud
D
De imperativus enkelvoud heeft een unieke uitgang

Slide 11 - Quiz

De imperativus meervoud heeft dezelfde uitgang als...
A
De eerste persoon meervoud
B
De tweede persoon meervoud
C
De tweede persoon enkelvoud
D
De imperativus meervoud heeft een unieke uitgang

Slide 12 - Quiz

Infinitivus 
- De infinitivus (inf) is het hele werkwoord
- Je mag een infinitivus vertalen met 'om te' of 'te', maar soms mag je die woorden ook weglaten

Voorbeeld: ik heb zin om te lopen
ik heb zin = persoonsvorm. Om te lopen = inf

Ander voorbeeld: ik wil lopen
ik wil = persoonsvorm. Lopen = inf

In het Nederlands staat er dus nog een persoonsvorm in de zin.

Slide 13 - Slide

Staat er een infinitivus in deze zinnen?
Zij lopen naar school
Zij willen naar school fietsen
A
Ja, lopen
B
Ja, willen
C
Ja, fietsen
D
Nee, er is geen inf.

Slide 14 - Quiz

Persoonlijk voornaamwoord in het Grieks


ἐγώ βαινω.
βαινει μετ' ἐμοῦ.
παρεχει ἐμοί πολλα δωρα.
βλεπει ἐμέ.

Slide 15 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord in het Grieks

σύ βαινεις.
βαινει μετα σού
παρεχει σοί πολλα δωρα.
βλεπει σέ.


Slide 16 - Slide

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in onderstaande zin?
"Wij gaan naar de kinderboerderij."

Slide 17 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in onderstaande zin?
"Jullie gaan naar het zwembad."

Slide 18 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in onderstaande zin?
"Het boek leert mij Grieks."

Slide 19 - Open question

Wat is het persoonlijk voornaamwoord in onderstaande zin?
"De boze kip achtervolgt hen"

Slide 20 - Open question

dat ev
acc ev
nom mv
gen mv
dat mv
gen ev
acc mv
nom ev
σοῦ
ὑμῖν
σύ
ὑμεῖς
σοί
ὑμῶν
ὑμᾶς
σέ
2e p
2e p
2e p
2e p
2e p
2e p
2e p
2e p

Slide 21 - Drag question

Jij ziet hem - βλεπεις ...
A
ὑμας
B
αὐτον
C
ἡμῶν
D
σέ

Slide 22 - Quiz

Jij gaat samen met ons- βαινεις μετ' ....
A
ἡμας
B
ὑμας
C
ἡμῶν
D
ὑμων

Slide 23 - Quiz

Niet ik, maar jij! - οὐχ ἐγώ, ἀλλα ...
A
σύ
B
ἡμεῖς
C
ἐγώ
D
ὑμων

Slide 24 - Quiz

Hij geeft geschenken aan jullie. - παρεχει δωρα ...
A
σοι
B
ὑμιν
C
αὐτῳ
D
ἐμου

Slide 25 - Quiz

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

EINDE
Succes met de toets!

Slide 35 - Slide