A-blauw: vaste voorzetsels, disk technologie (wk 18, les 1)

22 mei 2023

Welkom A-blauw!
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

22 mei 2023

Welkom A-blauw!

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Telefoons in de tas, alsjeblieft.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat leer ik deze les?


  •                  Je leert nieuwe werkwoorden met vaste voorzetsels & nieuwe woorden over het thema technologie.


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

 Wat heb je dit weekend gedaan?





Ik heb ge-voetbal-d.

Ik heb in een restaurant ge-geten.

Ik heb ge-fiets-t.                                Gebruik de voltooide tijd!



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen?

Grammatica: vaste voorzetsels
- zelfstandig werken (boek)

DISK: technologie
- video met vragen
- zelfstandig werken (laptop)
- Quizlet
- woordspel


Toets bespreken

Spel
- begin je zin met

Jeugdjournaal


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Afspraken in de les 


  • Telefoon in de tas.
  • Niet eten.
  • Vraag? Steek je vinger op. Niet roepen!





Slide 6 - Slide

This item has no instructions




Werkwoorden met vast voorzetsel

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Probeer te onthouden

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Gek zijn op 
Genieten van
Geven aan
Gewend zijn aan
Houden van
Interesse hebben in
Kijken naar
Klagen over
Komen uit
Krijgen van
Last hebben van
(to be crazy about)
(to enjoy)
(to give to)
(to be used to)
(to love)
(to be interested in)
(to watch to)
(to complain about)
(to come out)
(to get from)
(to suffer from)
timer
2:00

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Welke woorden met een vast voorzetsel weet je nog?

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

werkwoorden met vaste voorzetsels

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Pak een wisbordje

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Ik bedank hem .... het kaartje
A
naar
B
met
C
voor
D
van

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Ik wacht .... de bus, omdat ik met de bus naar huis ga.
A
op
B
voor
C
bij
D
met

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Zij geniet ... het sporten.
A
voor
B
op
C
aan
D
van

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Zij moet wennen ... haar nieuwe baan.
A
op
B
met
C
aan
D
voor

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Ik spaar ... een nieuwe auto.
A
voor
B
op
C
met
D
van

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

De leerlingen zijn benieuwd ...... het resultaat van de toets.
A
voor
B
naar
C
van
D
in

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Heb je een vraag .... het huiswerk?

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Ik heb zin ... de vakantie.

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Zij kan goed omgaan ..... anderen?

Slide 21 - Open question

This item has no instructions

Hij houdt ..... zijn vrouw en kinderen.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Van A tot Zin
Blz 164 t/m 165 (les 5.7) 


Daarna bespreken.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Maak een zin met het voorzetsel van de spinner. 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Nieuwe woorden

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

de grap = 
the joke

  • als we blij zijn
  • Zin: Piet maakt een goede grap.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

de hersenen 
= the brain


Omega 3 is goed voor de hersenen.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel = 
how much
Hoeveel dagen heeft een week?
Hoeveel water drink jij?
Hoeveel kinderen zitten 
er in de klas?

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Inhoud
= content



Slide 29 - Slide

This item has no instructions

inmiddels = meanwhile
  • intussen
  • synoniem: ondertussen / in de tussentijd
  • terwijl = er gebeurt iets terwijl er tegelijkertijd ook iets anders is gebeurd
  • zin: De leerlingen gingen buitensporten, maar inmiddels ging het regenen. 
  • zin:  Dit boek is 10.000 keer verkocht maar inmiddels is het andere boek         50.000 keer verkocht.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

lijken = look
  • er ongeveer hetzelfde uitzien
  • Werkwoord: ik lijk op, hij lijkt op, wij lijken op;
  • Zin : Het meisje lijkt heel erg veel op haar moeder.
  • Zin: Abraham en Mulugeta zijn broers, maar lijken niet op elkaar.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

meegaan = come along
  • met iemand anders ergens mee naartoe gaan;
  • Werkwoord: ik ga mee, hij gaat mee, wij gaan mee.
  • Zin: Ga jij met mij mee op vakantie?
  • Zin: Wil jij met ons meegaan naar Amsterdam?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

menselijk (van een mens) 
= human


Op de foto zie je het menselijk lichaam.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

mini = mini/small


Deze slak is echt mini!

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

de mobiel =

the mobile phone

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

modern = modern
ouderwets

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

nabespreken = to discuss


De docent bespreekt de toets met de leerlingen na.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

onderweg = on the go
  • Tijdens de reis;
  • Als je van de ene plaats naar de andere plaats gaat;
  • Zin: Wij zijn met de auto onderweg naar Frankrijk.
  • Zin: Ik ben al onderweg naar het centrum. Ik kom eraan!

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp =subject / topic


Het onderwerp van deze les is tecnologie.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Pak een woordenboek of telefoon


Schrijf de vertaling op de woordenlijst.

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

 Pak een laptop: thema 8 'technologie'


Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Video

This item has no instructions

Slide 43 - Link

This item has no instructions

Bordspel: begin je zin met...

  • Maak teams van 3 tot 4 leerlingen.
  • Gooi met de dobbelsteen en zeg een zin. Is de zin goed, dan mag je de stappen nemen.

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Rendictee
Je werkt in tweetallen.
De docent maakt de tweetallen.




Een leerling rent en probeert de woorden te onthouden.
Een leerling schrijft de woorden op.

Slide 45 - Slide

De zwakkere gekoppeld aan een sterkere (bijv. Katie met Grace of Witek met Parvathy).