Dinsdag 22 november 2022

Dinsdag 22 november 2022
08.30 - 09.30 uur 
Sport

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.30 - 10.10 uur 
Lezen in je leesboek 
Mini presentatie afmaken
12.40 - 13.30 uur 
Woordenschat
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 -14.20 uur
Disk - zelfstandig werken thema 'Technologie
disk taak 2 robot
10.30  - 11.20  uur  
Mini presentatie
11.30 - 12.10 uur
Rekenen- zelfstandig werken 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Dinsdag 22 november 2022
08.30 - 09.30 uur 
Sport

12.10 - 12.40 uur 
Pauze
09.30 - 10.10 uur 
Lezen in je leesboek 
Mini presentatie afmaken
12.40 - 13.30 uur 
Woordenschat
10.10 - 10.30 uur Pauze
13.30 -14.20 uur
Disk - zelfstandig werken thema 'Technologie
disk taak 2 robot
10.30  - 11.20  uur  
Mini presentatie
11.30 - 12.10 uur
Rekenen- zelfstandig werken 

Slide 1 - Slide

Sport

We gaan lekker sporten

Slide 2 - Slide

Lezen in je eigen boek

Slide 3 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
20:00

Slide 4 - Slide

Mini presentatie
Disk taak 1

Slide 5 - Slide

Rekenen
Je werkt in je werkboek.
In het werkboek staat soms een opdracht of een uitlegfilm die je moet maken/bekijken op je laptop.

Slide 6 - Slide

Pauze
    Pauze 
timer
30:00

Slide 7 - Slide

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Technologie.
Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 8 - Slide

meegaan
  • met iemand anders ergens mee naartoe gaan;
  • Werkwoord: ik ga mee, hij gaat mee, wij gaan mee.
  • Zin: Ga jij met mij mee op vakantie?
  • Zin: Wil jij met ons meegaan naar Amsterdam?

Slide 9 - Slide

lijken
  • er ongeveer hetzelfde uitzien
  • Werkwoord: ik lijk op, hij lijkt op, wij lijken op;
  • Zin : Het meisje lijkt heel erg veel op haar moeder.
  • Zin: Abraham en Mulugeta zijn broers, maar lijken niet op elkaar.

Slide 10 - Slide

onderweg
  • Tijdens de reis;
  • Als je van de ene plaats naar de andere plaats gaat;
  • Zin: Wij zijn met de auto onderweg naar Frankrijk.
  • Zin: Ik ben al onderweg naar het centrum. Ik kom eraan!

Slide 11 - Slide

slim
  • als je dingen snel begrijpt;
  • als je intelligent bent;
  • iedereen mens is slim ergens in.
  • Zin: Mevrouw Femke is echt slim. Zij weet altijd snel het antwoord op de vraag.

Slide 12 - Slide

tonen
  • laten zien;
  • werkwoord: ik toon, hij toont, wij tonen;
  • Zin: Als je naar de bioscoop gaat, moet je je kaartje tonen.

Slide 13 - Slide

Waar ben jij slim in?

Slide 14 - Open question

Waar wordt het woord
meegaan
goed geschreven?
A
Hij mee met zijn moeder gaar naar de winkel om kleding te kopen.
B
Hij gaat met zijn moeder mee naar de winkel om kleding te kopen.
C
Hij meegaat met zijn moeder naar de winkel op kleding te kopen.
D
Hij met zijn moeder meegaat naar de winkel om kleding te kopen.

Slide 15 - Quiz

Wat is een ander woord voor:
tonen
A
laten voelen
B
laten ruiken
C
laten horen
D
laten zien

Slide 16 - Quiz

Maak een zin met het woord:
onderweg

Slide 17 - Open question

Zoek een foto van 2 mensen die veel op elkaar lijken.

Slide 18 - Open question

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 19 - Slide

Ik ben ........... naar mijn vakantie in Griekenland. Ik moet nog ver reizen.

Slide 20 - Open question

Als ik naar een voorstelling ga, ...... ik mijn ticket.

Slide 21 - Open question

Als je goed kijkt, zie je dat hij niet veel op zijn vader ........... . Ze zijn verschillend.

Slide 22 - Open question

Ik ben .............. in het werken met laptops. Ik kan dat goed!

Slide 23 - Open question

Als je op tijd wilt zijn, moet je nu met mij ............ anders ben je te laat.

Slide 24 - Open question

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.

timer
5:00

Slide 25 - Slide

Disk
Werken aan bronnen en bouwstenen Disk thema Technologie.

Wil je een andere kleur of een toets maken? Vraag het je docent!

Slide 26 - Slide