• Je kunt uitleggen hoe aardbevingen ontstaan.
• Je weet welke factoren de zwaarte van een aardbeving bepalen.
• Je kent de begrippen Epicentrum en Hypocentrum
• Je weet wat de schalen van Richter en Mercalli zijn.
• Je begrijpt hoe een Tsunami ontstaat.
• Je kunt platenbeweging, vulkanisme en aardbevingen met elkaar in verband brengen. Maak een tabelletje.