grammatica 5.2 en 5.3

Grammatica
Leestekens

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica
Leestekens

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
Inleiding (5 min)
Inhoud en doel van de les bespreken & voorkennis activeren.
Kern (15 min): 
Les: Leestekens. Oefenen met uitleg.
Slot (10 min)
Is het leerdoel behaald? Uitleg huiswerk.



Slide 2 - Slide

Doel:
Je gebruikt leestekens correct.

Slide 3 - Slide

Welke leestekens ken je?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Uitleg
1. punt .
2. komma ,
3. vraagteken ?
4. uitroepteken !
5. dubbele punt :
6. puntkomma ;
7. aanhalingstekens "

Slide 6 - Slide

1. Punt
1. aan het eind van de zin.
2. soms bij afkortingen (zoek op in geval van twijfel).
3. niet na afkortingen van maten en gewichten.

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
We bereken­en geen bezor­gkos­ten.

We sturen het pakket z.s.m. op.
Maar: Is het be­drag in­clusief btw? 3 m (meter), 10 kg (kilo­gram)

Slide 8 - Slide

2. Komma
1. in opsommingen.
2. tussen twee persoonsvormen.
3. voor en/of na een aanspreking of een tussenwerpsel.
4. tussen hoofd- en bijzin

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Voor deze saus heb je uien, kno­flook, to­maten en olij­folie nodig.

Als we je roep­en, mag je binnen­ko­men.
Joey, help je die mev­rouw even?




Slide 10 - Slide

3. Vraagteken
1. na een vraag.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Hoe hard mag je hier rijden?

Slide 12 - Slide

4. Uitroepteken


1. na een bevel.
2. na een uitroep

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Hou daar on­mid­del­lijk mee op!

Dat is belachelijk!

Slide 14 - Slide

5. dubbele punt
- na een aankondiging van een opsomming.
- om een citaat aan te kondigen.
- voor een uitleg.

Slide 15 - Slide

Voorbeeld
Dit zijn de na­men van de stu­den­ten die zijn in­geloot: El­len, Wouter, Amina, Bruce en Peter.


De train­er riep: ‘Kom op, vol­houden!’


Slide 16 - Slide

6. puntkomma
- om hoofdzinnen te verbinden die bij elkaar horen.

Slide 17 - Slide

Voorbeeld
Het is vijf uur; we stop­pen er­mee.

Slide 18 - Slide

7. aanhalingstekens
- bij een citaat.
- als je een woord ironisch bedoelt.
- als het om het woord of de groep woorden zelf gaat.

Slide 19 - Slide

Voorbeeld
Li­anne verzocht: ‘Wil iedereen zijn mo­biel uitz­etten?’


Echt ‘knap’ dat je een twee hebt.

‘Fa­ci­liter­en’ betek­ent: iets mo­gelijk maken.

Slide 20 - Slide

1. Dames en heren ik wil u vragen deze kant op te kijken

Slide 21 - Open question

2. Kijk toch eens uit Je loopt me bijna omver

Slide 22 - Open question

3. Kun jij morgen de zaak openen voordat de leveranciers komen

Slide 23 - Open question

4. Voor de salade heb je 1 kg aardappelen 1 eetlepel mayonaise peper zout en knoflook nodig


Slide 24 - Open question

5. Ik kon vandaag niet op de fiets naar school ik had een lekke band


Slide 25 - Open question

6. We gingen na twaalf uur naar bed de buren lagen er om negen uur al in

Slide 26 - Open question

7. Jan zegt: "Ik woon al mijn hele leven in Amsterdam."

Slide 27 - Open question

Afsluiting
- Is het leerdoel behaald? 
(Je gebruikt leestekens correct)


Slide 28 - Slide

Aan de slag!
NU Nederlands
Grammatica
5.2

alle gewone opdrachten

Succes :) 

Slide 29 - Slide