Spelling H5 Komma, dubbele punt, aanhalingstekens & puntkomma

Spelling: Komma, dubbele punt, aanhalingstekens & puntkomma

1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides.

Items in this lesson

Spelling: Komma, dubbele punt, aanhalingstekens & puntkomma

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
1. Terugblik
2. Belang van leestekens
3. Theorie Spelling paragraaf 2
4. Oefenen
5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

Terugblik
  • Toets van maandag
  • Les gehad?
  • Volgende proefwerk
  • Verwachtingen

Slide 3 - Slide

Belang van leestekens
https://www.youtube.com/watch?v=mMXCOfjavNw

Slide 4 - Slide

Leestekens
Leestekens helpen bij het lezen van een tekst. Ik zal vandaag de belangrijkste regels behandelen.

punt, vraagteken, uitroepteken, komma, dubbele punt, aanhalingstekens, puntkomma.

Slide 5 - Slide

Punt, uitroepteken, vraagteken
De bekendste leestekens zijn die aan het eind van de zin:

- de punt bij gewone zinnen.
- het vraagteken als er een letterlijke vraag wordt gesteld.
- het uitroepteken als er sprake is van een bevel of uitroep.

Slide 6 - Slide

Komma
De komma gebruiken we:
- Voor en/of na een aanspreking
- Tussen de delen van een opsomming (behalve voor het laatste deel)
- Tussen twee persoonsvormen
- Voor en achter een bijstelling (Milan, de slimste jongen van de klas, heeft weer zijn huiswerk niet gemaakt.
- Tussen de delen van een samengestelde zin (vooral voor de voegwoorden)

Slide 7 - Slide

Dubbele punt
De dubbele punt gebruiken we om:
- aan te geven dat er een opsomming volgt
- aan te geven dat er een verklaring/uitleg volgt
- aan te geven dat er een letterlijk citaat volgt
- aan te geven dat er een gedachte volgt

Slide 8 - Slide

- Je heeft een citaat of directe reden aan:

"Gisteren," vertelde moeder, "vielen de mussen van het dak."
Hij vroeg: "Hoe zit dat?"
"Hoe zit dat?", vroeg hij. 
Aanhalingstekens:

Slide 9 - Slide

Aanhalingstekens
Je gebruikt aanhalingstekens:
  • bij de directe rede/citaten (let op de plaats van de aanhalingstekens en de andere leestekens).

Je gebruikt geen aanhalingstekens 
  • bij de indirecte rede en bij gedachten:  
  • als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis:  

directe rede
De directe rede is de letterlijke weergave van wat er wordt gezegd. Dit staat tussen aanhalingstekens.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde: “Wacht op mij!”
indirecte rede
In dit geval wordt beschreven wat er wordt gezegd en worden geen aanhalingstekens gebruikt.
Voorbeeld:
De jongen schreeuwde dat ze op hem moesten wachten.

Slide 10 - Slide

Aanhalingstekens
Aanhalingstekens gebruiken we om:
- aan te geven dat het woordbeeld bedoeld wordt; niet de betekenis (Hoe schrijf je 'onmiddellijk'?)
- aan te geven dat iets een letterlijk citaat is
- aan te geven dat het woord niet letterlijk (maar bijvoorbeeld spottend) wordt gebruikt. (Jullie doen weer 'uitstekend' mee met de les.)

Slide 11 - Slide

Puntkomma
De puntkomma gebruiken we om:
- aan te geven dat twee zinnen sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen.
- de lange delen binnen een opsomming van elkaar te scheiden.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide