Jagers en Boeren: Het Verhaal van Onze Voorouders

Jagers en Boeren: Het Verhaal van Onze Voorouders
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Jagers en Boeren: Het Verhaal van Onze Voorouders

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kunnen de kinderen 8 kenmerken noemen van jagers en boeren en deze uitleggen. Ook kunnen ze een informatieve poster maken over jagers en boeren.

Slide 2 - Slide

Introduceer het leerdoel en leg uit wat er van de kinderen wordt verwacht.
Wat weet je al over jagers en boeren?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Wie waren de jagers en boeren?
De jagers waren de eerste bewoners van Nederland. Ze jaagden op dieren en verzamelden bessen en noten. De boeren kwamen later en begonnen met het verbouwen van gewassen en het houden van vee.

Slide 4 - Slide

Vertel kort wie de jagers en boeren waren en wat hun levensstijl was.
Kenmerk 1: Voeding
Jagers aten voornamelijk vlees en vis, terwijl boeren voornamelijk granen, groenten en fruit aten.

Slide 5 - Slide

Beschrijf het eerste kenmerk van jagers en boeren. Laat zien wat voor voedsel ze aten.
Kenmerk 2: Werk
Jagers moesten op zoek naar voedsel en waren vaak de hele dag onderweg. Boeren werkten op het land en hielden zich bezig met het verzorgen van hun gewassen en dieren.

Slide 6 - Slide

Beschrijf het tweede kenmerk van jagers en boeren. Laat zien wat voor werk ze deden.
Kenmerk 3: Woning
Jagers woonden in tenten of grotten, terwijl boeren in boerderijen en huizen woonden.

Slide 7 - Slide

Beschrijf het derde kenmerk van jagers en boeren. Laat zien waar ze woonden.
Kenmerk 4: Kleding
Jagers droegen dierenhuiden en bont om zich warm te houden. Boeren droegen kleding van linnen en wol.

Slide 8 - Slide

Beschrijf het vierde kenmerk van jagers en boeren. Laat zien wat voor kleding ze droegen.
Kenmerk 5: Gereedschap
Jagers gebruikten speren, pijlen en bogen om te jagen. Boeren gebruikten ploegen, harken en zeisen om te werken op het land.

Slide 9 - Slide

Beschrijf het vijfde kenmerk van jagers en boeren. Laat zien welk gereedschap ze gebruikten.
Kenmerk 6: Gemeenschap
Jagers leefden in kleine groepen van ongeveer 20 mensen. Boeren leefden in grotere gemeenschappen van soms wel 100 mensen.

Slide 10 - Slide

Beschrijf het zesde kenmerk van jagers en boeren. Laat zien hoe hun gemeenschappen eruit zagen.
Kenmerk 7: Kunst
Jagers maakten kunstwerken op rotswanden en beschilderden hun lichaam. Boeren maakten keramiek en beeldhouwwerken.

Slide 11 - Slide

Beschrijf het zevende kenmerk van jagers en boeren. Laat zien wat voor kunstwerken ze maakten.
Kenmerk 8: Technologie
Jagers hadden weinig technologische hulpmiddelen, terwijl boeren gebruik maakten van technologie zoals molens en waterpompen.

Slide 12 - Slide

Beschrijf het achtste kenmerk van jagers en boeren. Laat zien welke technologie ze gebruikten.
Poster maken
Maak in groepen van vier een informatieve poster over jagers en boeren. Gebruik de informatie die je hebt geleerd en maak de poster zo creatief mogelijk.

Slide 13 - Slide

Geef de kinderen instructies om in groepen een informatieve poster te maken over jagers en boeren. Laat zien hoe ze hun poster kunnen presenteren.
Poster presentaties
Presenteer jullie poster aan de rest van de klas en leg uit wat jullie hebben geleerd over jagers en boeren.

Slide 14 - Slide

Laat de kinderen hun poster presenteren aan de rest van de klas. Geef ze tips over hoe ze hun informatie het beste kunnen presenteren.
Quiz
Doe de quiz om te kijken wat je hebt geleerd over jagers en boeren.

Slide 15 - Slide

Geef de kinderen een quiz om te kijken wat ze hebben geleerd over jagers en boeren. Bespreek de antwoorden na.
Vragen
Heb je nog vragen over jagers en boeren? Stel ze nu!

Slide 16 - Slide

Maak tijd vrij voor vragen en discussie over het onderwerp.
Bronnen
Gebruikte bronnen: 1. Boerderijen in Nederland - Wiebe de Jager 2. Prehistorie - Jan van der Mast

Slide 17 - Slide

Vermeld de bronnen die zijn gebruikt voor de informatie in de les.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 18 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 19 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 20 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.