This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
oefenen voor PW
pak je computer.
Slide 1 - Slide
Variabele kosten
Constante kosten
Totale kosten
Oranje
Blauw
Groen
Slide 2 - Drag question
Een kermishouder betaalt € 2.000,- voor een vergunning van een gemeente voor een week. Zijn dit constante of variabele kosten? Leg uit.
Slide 3 - Open question
Bij proportioneel variabele kosten is de GCK een ...(1) en de GVK een ...(2) lijn
A
1 dalende
2 horizontale
B
1 dalende
2 stijgende
C
1 horizontale
2 horizontale
D
1 horizontale
2 stijgende
Slide 4 - Quiz
De verkoopprijs is € 80,-. De productiecapaciteit is 4.000 stuks. De variabele kosten zijn € 45,- per stuk en de constante kosten € 70.000,-. Wat is de break-even-afzet?
Slide 5 - Open question
q TCK TVK TK GCK GVK GTK MK 0 A 20 1 440 2 70 250 B 3 200
A
A 410
B 50
B
A 410
B 100
C
A 420
B 50
D
A 420
B 100
Slide 6 - Quiz
Hoe groot is het totale economische surplus?
A
64
B
128
C
224
D
352
Slide 7 - Quiz
Het consumentensurplus is het verschil tussen...
A
de betalingsbereidheid en de marktprijs
B
de betalingsbereidheid en de evenwichtsprijs
C
de evenwichtsprijs en de marktprijs
D
de evenwichtsprijs en de laagste prijs
Slide 8 - Quiz
Wat gebeurt er met het consumentensurplus bij een prijsdaling
A
Die zal afnemen
B
Die zal toenemen
C
Die blijft gelijk
D
die verdwijnt
Slide 9 - Quiz
Als de prijs stijgt, neemt het consumentensurplus .....
A
toe
B
af
Slide 10 - Quiz
Het consumentensurplus van deze consument bij een verkoopprijs van € 4 is
A
4
B
o
C
3
D
2
Slide 11 - Quiz
P=70 Bereken de maximale winst.
A
TW = 2.450
B
TW = 1.925
C
TW = 525
D
TW = 1.225
Slide 12 - Quiz
gegeven TK = 20q2 + 50q + 5.000 (q x 1.000 stuks) verkoopprijs is € 60 per stuk 1. Bij welke afzet wordt maximale winst behaald? (antwoord zonder leestekens)
Slide 13 - Open question
Wat is geen oorzaak van een verschuiving van de aanbodcurve naar rechts?
A
Een technologische doorbraak
B
Verhoging minimumloon
C
Verlaging rente op leningen
D
stijging aantal aanbieders
Slide 14 - Quiz
maximale winst als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
GO=GTK
D
MK=GTK
Slide 15 - Quiz
Qv=-2,5p+400 Qa=50p-200 Evewichtshoeveelheid?
Slide 16 - Open question
Dit is een voorbeeld van een?
A
aanbodlijn
B
geen van beide
C
vraaglijn
Slide 17 - Quiz
Inkopen van grondstoffen wordt goedkoper. Wat gebeurt er met de aanbodlijn?
A
die schuift naar rechts
B
die schuift naar links
C
er komt een ander punt op de aanbodlijn tot stand
D
er verandert niets.
Slide 18 - Quiz
Als een aantal wasmachine- aanbieders failliet gaat dan...
A
Verschuift de aanbodlijn van wasmachines naar links
B
Verschuift de aanbodlijn van wasmachines naar rechts
C
Verschuift de vraaglijn van wasmachines naar links
D
Verschuift de vraaglijn van wasmachines naar rechts
Slide 19 - Quiz
TK = qˆ2 + 500. De gemiddelde totale kosten bij 10 stuks zijn:
A
€10
B
€50
C
€60
D
€600
Slide 20 - Quiz
TK = 5qˆ2+500. De gemiddelde variabele kosten bij 20 stuks zijn:
A
€25
B
€100
C
€125
D
€400
Slide 21 - Quiz
TK = 0.5qˆ2+500. Bij 50 stuks zijn de vaste kosten per product.
A
€10
B
€25
C
€500
D
€1.250
Slide 22 - Quiz
Maximale winst wordt behaald bij:
A
50 stuks
B
100 stuks
C
200 stuks
D
150 stuks
Slide 23 - Quiz
Welk oppervlak geeft maximale winst weer?
A
A + B
B
A + B + C
C
B + C
D
C
Slide 24 - Quiz
Een ondernemer heeft te maken met een gegeven prijs. Als MO>MK zal bij uitbreiding van de productie met een eenheid
A
De winst dalen.
B
De omzet stijgen en de winst dalen.
C
De omzet stijgen en de winst stijgen
D
De omzet stijgen en de prijs stijgen
Slide 25 - Quiz
Voor een ondernemer geldt het volgende : p=110 TVK=10q TCK=1.000 De productiecapaciteit bedraagt 100 stuks. Als deze ondernemer streeft naar maximale winst, dan geldt
A
GTK= 10
omzet= €11.000
winst= €10.000
B
GTK =20
omzet = €11.000
winst = €9.000
C
GTK = 20
omzet=€10.000
winst=€10.000
D
GTK=20
omzet=€11.000
winst=€10.000
Slide 26 - Quiz
maximale omzet als:
A
MO=0
B
MO=MK
C
GO=GTK
D
MK=GTK
Slide 27 - Quiz
Welke doelstelling hanteert het bedrijf als ze een prijs van 1200 rekenen?
A
maximale winst
B
maximale omzet
C
break even
Slide 28 - Quiz
De marginale kosten MK zijn 10. Tegen welke prijs is de winst maximaal?
A
15 euro
B
20 euro
C
30 euro
D
35 euro
Slide 29 - Quiz
De MK zijn nog steeds 10. Bereken de maximale omzet.
A
30.000 euro
B
900.000 euro
C
300.000 euro
D
90.000 euro
Slide 30 - Quiz
Bereken de maximale Totale Winst TW
A
40
B
300
C
60
D
240
Slide 31 - Quiz
De break-even afzet is 5000 producten. De prijs is 500 euro. Wat is de break-even omzet?