HAVO 2 - ZINSDELEN: BIJVOEGLIJKE BEPALING NOG MAKEN

Goedemorgen!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Goedemorgen!

Slide 1 - Slide

Planning vandaag

Slide 2 - Slide

Herhaling
  1. Zinsontleding: dat is zinnen opdelen in zinsdelen en die zinsdelen benoemen.
  2. Persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp

Maar eerst een paar vragen ....

Slide 3 - Slide

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?

Waren zij gisteren op mijn feestje?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 4 - Quiz

Uit hoeveel woorden bestaat het onderwerp?

Vanmorgen heeft de hond van mijn neef mijn vader gebeten.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp van de zin?

Jip en Janneke hebben een hondje dat Takkie heet.

Slide 6 - Open question

Verander het onderwerp en de persoonsvorm van getal.

De metselaar bouwt zijn eigen huis.
De .... hun eigen huis.

Slide 7 - Open question

Persoonsvorm
De oude man leest wel heel erg langzaam.



1. Hoe vind je de persoonsvorm?
- Maak de zin vragend > het werkwoord dat vooraan komt te staan is de pv
- Verander de zin van getal (enkelvoud - meervoud), het werkwoord dat verandert, is de pv
- Verander de zin van tijd (tegenwoordige - verleden tijd), het werkwoord dat verandert, is de pv









Slide 8 - Slide

Persoonsvorm
De oude man leest wel heel erg langzaam.



1. Hoe vind je de persoonsvorm?
- Maak de zin vragend > het werkwoord dat vooraan komt te staan is de pv
Leest de oude man wel heel erg langzaam?

- Verander de zin van getal (enkelvoud - meervoud), het werkwoord dat verandert, is de pv
De oude mannen lezen wel heel erg langzaam.

- Verander de zin van tijd (tegenwoordige - verleden tijd), het werkwoord dat verandert, is de pv
De oude man las wel heel erg langzaam.








Slide 9 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
De oude man leest wel heel erg langzaam.
  



1. Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin
Leest de oude man wel heel erg langzaam? 
Leest = pv + wg

De oude man heeft veel gelezen.
heeft = pv
heeft gelezen = pv


- Verander de zin van tijd (tegenwoordige - verleden tijd), het werkwoord dat verandert, is de pv
De oude man las wel heel erg langzaam.








Slide 10 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
De meisjes zijn de hele middag aan het lezen.
  



1. Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin
De meisjes zijn de hele middag aan het lezen.
zijn = pv + wg

De oude man heeft veel gelezen.
heeft = pv
heeft gelezen = pv


- Verander de zin van tijd (tegenwoordige - verleden tijd), het werkwoord dat verandert, is de pv
De oude man las wel heel erg langzaam.








Slide 11 - Slide

Onderwerp
De oude man leest wel heel erg langzaam.



1. Hoe vind je het onderwerp?
Onderwerp = wie/wat + [WG]?
2. Vul het onderdeel tussen haken [wg] in:
Wie/wat [leest]?  (Leest is in deze zin het werkwoordelijk gezegde.)
3. Beantwoord de vraag.
Wie leest?
Antwoord: de oude man = het onderwerp








Slide 12 - Slide

Lijdend voorwerp
Als je het onderwerp hebt gevonden, ga je op zoek naar het lijdend voorwerp (LV).

Het lijdend voorwerp vind je door de volgende vraag te stellen:
wie/wat + [PV] + [O] + [overige werkwoorden]?










Slide 13 - Slide

Lijdend voorwerp
De oude man leest de krant.


1. Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Lijdend voorwerp = wie/wat + [PV] + [O] + [overige werkwoorden]?
2. Vul de onderdelen tussen haken in:
Wie/wat [leest] [de oude man]?
3. Beantwoord de vraag.
Wat leest de oude man?  Antwoord: de krant = lijdend voorwerp















Slide 14 - Slide

Huiswerk en afronding

Slide 15 - Slide