(Wechsel)Präpositionen

Heute
  • Nachrichten in 99 Sekunden
  • Artikel analysieren 
  • Grammatikaufgabe besprechen
  • Theorie (Wechsel)Präpositionen
Leerdoel: 
Ik kan de belangrijkste Duitse grammaticaregels die essentieel zijn voor schrijfvaardigheid  herhalen en toepassen. 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Heute
  • Nachrichten in 99 Sekunden
  • Artikel analysieren 
  • Grammatikaufgabe besprechen
  • Theorie (Wechsel)Präpositionen
Leerdoel: 
Ik kan de belangrijkste Duitse grammaticaregels die essentieel zijn voor schrijfvaardigheid  herhalen en toepassen. 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Artikel 
zusammen lesen und besprechen

Slide 3 - Slide

Grammatik
kontrollieren 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Die Frau läuft mit d… Hund im Wald.
A
der
B
dem
C
den
D
das

Slide 6 - Quiz

Die Frau läuft mit ihr… Hund im Wald.
A
ihrer
B
ihrer
C
ihrem
D
ihren

Slide 7 - Quiz

Die Frau läuft mit ihrem Hund um d... Wald (m).
A
den
B
das
C
der
D
dem

Slide 8 - Quiz

3e naamval
4e naamval
?

Slide 9 - Slide

Er zijn 9 Wechselpräpositionen. Na deze voorzetsels volgt de 3e of 4e naamval.

Ze kunnen namelijk wisselend, de ene keer een 3e naamval en de andere keer een 4e naamval hebben.

Maar wanneer kiest je wat?
En, hoe herken je ze?
?

Slide 10 - Slide

de betekenis
auf
op
hinter
achter
in
in, naar
neben
naast
über
boven, over
an
aan, bij, naar
unter
onder
vor
voor
zwischen
tussen

Slide 11 - Slide

ergens zijn/ ergens iets doen
 

ergens naartoe gaan, doel
(bevinden+tijd) +3
(beweging) +4
Maar welke naamval moet je nu kiezen?
drukt het hele werkwoord + keuzevoorzetsel uit:
tijdsbepaling of

Slide 12 - Slide

voorbeeld:   Ich fahre in ... Schweiz (v).
Ich fahre in die Schweiz.



    Ergens naartoe  =  +4
Ich fahre in der Schweiz.



ergens zijn; iets doen = +3

Slide 13 - Slide

Er wartet vor der Polizeistation.
vor is een keuzevoorzetsel. Is het in dit geval de 3e of de 4e naamval?
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 14 - Quiz

Ich gehe in die Schule
in is een keuzevoorzetsel. Is hier sprake van de 3e of de 4e naamval?
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 15 - Quiz

Ich warte auf d... Bus.
Auf is een keuzevoorzetsel. Is hier sprake van de 3e of de 4e naamval?
A
3e naamval
B
4e naamval

Slide 16 - Quiz

Ich hänge die Lampe über ___ Tisch (m).
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 17 - Quiz

Das Heft liegt auf ___ Tisch (m).
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 18 - Quiz

Als je géén waar, waarheen of wanneer kan vragen, 
pas je de 7/2-regel toe:

  • na auf en über +4
  • na an, neben, hinter, unter, in, zwischen en vor +3


Waarom heet het 7/2-regel?
auf + über = 2 voorzetsels
an, neben, hinter, unter, in, zwischen + vor = 7 voorzetsels

Slide 19 - Slide

Ich freue mich auf ___ Fest (o).
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 20 - Quiz

Er warnte uns vor ___ Wetter (o).
A
das
B
dem
C
den
D
die

Slide 21 - Quiz

Slide 22 - Video

Slide 23 - Slide