Opdrachten 2, 3 en 4 Hoofdstuk 1 Basiskennis recht
In ons dagelijks leven heb je vaak te maken met recht. Beschrijf vijf situaties uit het dagelijks leven waarin jullie te maken hebben gehad met het recht.
1 / 13
next
Slide 1: Mind map
RechtMBOStudiejaar 1
This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
In ons dagelijks leven heb je vaak te maken met recht. Beschrijf vijf situaties uit het dagelijks leven waarin jullie te maken hebben gehad met het recht.
Slide 1 - Mind map
Welke regel draagt NIET bij aan een georganiseerde samenleving?
A
De regel dat de koper moet betalen
B
De regel wanneer een medewerker pauze heeft
C
De regel in de klas dat alle telefoons in de tas moeten
D
De regel dat een bedrijf vakantiegeld betaalt
Slide 2 - Quiz
Wat is juist over rechtsregels? Meerdere antwoorden zijn goed. 1. Ze zijn gemaakt door de rechter.2. Ze gelden voor iedereen. 3. Ze worden gehandhaafd door de overheid. 4. Bij overtreding kun je naar de rechter. 5. Ze worden ook 'overheidsregels' genoemd.
Slide 3 - Open question
Het verbod van diefstal is een
A
Rechtsregel
B
Geen rechtdregel
Slide 4 - Quiz
De prijs betalen bij een koop is een
A
rechtsregel
B
geen rechtsregel
Slide 5 - Quiz
De kamer opruimen is een
A
rechtsregel
B
geen rechtsregel
Slide 6 - Quiz
Op tijd op je werk komen is een
A
rechtsregel
B
geen rechtsregel
Slide 7 - Quiz
Op tijd thuis komen is een
A
rechtsregel
B
geen rechtsregel
Slide 8 - Quiz
Schoolgeld betalen is een
A
rechtsregel
B
geen rechtsregel
Slide 9 - Quiz
Wat is het doel van het recht in de samenleving? Geef twee argumenten
Slide 10 - Open question
Waarom is de regel "dat je de vaatwasser na het eten moet inruimen" geen recht?
Slide 11 - Open question
Wat is het recht?
A
de gedragsregels in een samenleving
B
de normen en waarden in een samenleving
C
de cultuur in een samenleving
D
de rechtsregels in een samenleving
Slide 12 - Quiz
Tot welke functie van het recht behoort de regel dat je moet stoppen voor een rood licht bij een verkeerslicht?