This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
3.7 Grammatica
Leerdoelen:
- Je kan 4 zinsdelen noemen
- Je kan lange zinsdelen vinden/benoemen
Slide 1 - Slide
Persoonsvorm
In een zin zit altijd maar één persoonsvorm (pv). De persoonsvorm van een zin is altijd een werkwoord.
Als je de persoonsvorm van een zin weet, dan kun je ook de andere zinsdelen benoemen.
Hoe vind ik de PV?
1) Maak de zin vragend
2) Zet de zin in een andere tijd
Slide 2 - Slide
Werkwoordelijk Gezegde (WG)
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm én alle andere werkwoorden in de zin.
Slide 3 - Slide
Onderwerp
Naast de zinsdelen PV en WG hebben we het Onderwerp (O). Je vindt het onderwerp van een zin door de volgende vraag te stellen:
'Wie / wat + persoonsvorm?'
Maxx bekijkt een filmpje.
Wie/wat + bekijkt? -> Maxx
Slide 4 - Slide
Lijdend Voorwerp (LV)
Het lijdend voorwerp (lv) hangt samen met het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde in de zin. Een zin heeft alleen een lijdend voorwerp als het uit een werkwoordelijk gezegde bestaat.
Het lijdend voorwerp (lv) kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
lijdend voorwerp: wie/wat + gezegde + onderwerp?
Slide 5 - Slide
Voorbeeld:
Hij heeft een voetbal gevonden.
persoonsvorm:
heeft
zinsdelen maken:
Hij/heeft/een voetbal/gevonden.
gezegde:
heeft gevonden
onderwerp:
hij
lijdend voorwerp:
wie/wat + gezegde + onderwerp?:
wie/wat heeft hij gevonden?:
een voetbal
Slide 6 - Slide
Welke vier zinsdelen kennen we?
Slide 7 - Open question
Hoe vind ik de PV?
A
De zin vragend maken
B
De zin van tijd veranderen
C
Een uitroepteken achter de zin zetten
D
De zin omdraaien
Slide 8 - Quiz
Wat is het WG?
A
Alle onderwerpen in een zin
B
Alle persoonsvormen in een zin
C
Alle werkwoorden in een zin
D
Alle woorden in een zin
Slide 9 - Quiz
Hoe vind ik het onderwerp in een zin?
Slide 10 - Open question
Hoe vind ik het lijdend voorwerp (lv)?
A
wie/wat + pv
B
waarom + pv
C
wie/wat + wg + o
D
welke + o
Slide 11 - Quiz
Lange zinsdelen
Wanneer zinnen uit veel woorden bestaan, kunnen de zinsdelen behoorlijk lang zijn.
Verander de volgorde van de woorden in de zin om erachter te komen hoe lang een zinsdeel is.
In deze paragraaf: onderwerp als lang zinsdeel.
Slide 12 - Slide
Korte en lange onderwerpen
Zin met een kort onderwerp:
Peter| koopt | een nieuwe laptop voor zijn vader.
Zin met een lang onderwerp:
De dikke grizzlybeer die uit de prullenbak staat te eten | kijkt | naar mij.
Slide 13 - Slide
Herhaling
Je kan 4 zinsdelen benoemen -> welke?
Je kan lange zinsdelen vinden/benoemen -> Hoe?
Slide 14 - Slide
Aan de slag!
Les 1: 3.7 grammatica maak opdracht 1 t/m 9 op blz. 197 t/m 200. Opdracht 6 hoeft niet.
Les 2: maak opdracht 10 t/m 12 blz. 201 en 202 en maak digitaal de test je zelf van grammatica les 3.7. Klaar: maak versterk jezelf en via de online leeromgeving.