This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
H. 3
§ 8 Woorden
Nederlands
Welkom!
timer
5:00
Log in --->
kijk het filmpje -->
Slide 1 - Slide
Planning
--terugblik (huiswerk controle)
- lesdoel
- instructie
- opdrachten maken
- exit ticket/ afsluiten les
wat gaan we doen
Dit leer je nu
Doen
Terugkijken
Slide 2 - Slide
Terugblik
wat gaan we doen
Dit leer je nu
Doen
Terugkijken
Digitale methode:
hfst. 3 par. 7 test jezelf
hfst. 3 par. 8 opdr. 1 t/m 9 af?
Slide 3 - Slide
Elk puzzelstukje van de zin vertelt iets
Wie levert in?
Onderwerp
Wat wordt er gedaan?
Werkwoordelijk gezegde en PV
Wanneer
Wat lever ik in?
Lijdend voorwerp
Wat wordt er gedaan?
Werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde zijn alle werkwoorden in de zin, ook de persoonsvorm.
Het onderwerp (o) en de PV horen bij elkaar. Ze staan allebei in het enkelvoud of meervoud.
Je vindt het onderwerp door te vragen: Wie (of wat) + werkwoordelijk gezegde
Bijvoorbeeld: Wie levert in? Antwoord ik
Lijdend voorwerp (lv)
Je vindt het lijdend voorwerp door te vragen: Wat (of wie) + WG + O
Bijvoorbeeld: wat lever (WG) ik (O)in
Antwoord: mijn dagboekverslag
Stappenplan zinsdelen:
1. Onderstreep de pv
2. Zet wg onder de pv en alle anderen werkwoorden die er zijn
3. Vraag: wie of wat + wg Zet o onder het onderwerp
4. Vraag wat + weg + o Zet lv onder het lijdend voorwerp
Slide 4 - Slide
Lesdoel
ik weet hoe je sterke werkwoorden spelt
ik kan meervoud op -en van zelfstandignaamwoorden spellen
wat gaan we doen
Dit leer je nu
Doen
Terugkijken
Slide 5 - Slide
Theorie
Dit weet je al
Dit leer je nu
Doen
Doen
Terugkijken
Slide 6 - Slide
Theorie sterke werkwoorden
Een sterk werkwoord is sterk genoeg om van klank te veranderen
Verleden tijd (vt)
Als iets gebeurd is. Je gebruikt de verleden tijd als het over vroeger gaat.
Extrauitleg? Bekijk het filmpje
Schrijf je nu een -d of een -t? Maak het woord langer, dan hoor je dit.
Slide 7 - Slide
Sterk of zwak?
BLAZEN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord
Slide 8 - Quiz
Sterk of zwak?
SCHEREN
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord
Slide 9 - Quiz
Let op!
Deze werkwoorden moet je uit je hoofd leren.
Slide 10 - Slide
aan de slag
blz. 179
maak opdracht 7
Dit weet je al
Dit leer je nu
Doen
Doen
Terugkijken
timer
3:00
Slide 11 - Slide
aan de slag
blz. 179
maak opdracht 7
Dit weet je al
Dit leer je nu
Doen
Doen
Terugkijken
Slide 12 - Slide
Lesdoel
ik weet hoe je sterke werkwoorden spelt
ik kan meervoud op -en van zelfstandignaamwoorden spellen
wat gaan we doen
Dit leer je nu
Doen
Terugkijken
Slide 13 - Slide
Sterke werkwoorden
Slide 14 - Slide
Meervouden van zelfstandig naamwoorden
Geheugensteuntje meervoud
Als er van iets meer dan één is, noem je dat een meervoud.
Bijvoorbeeld: de leerlingen in de klas letten goed op.
Er zitten meer dan één leerling in de klas, leerlingen is het meervoud van leerling.
Bij de meeste woorden maak je het meervoud door -en achter het woord te zetten. Soms moet je het woord dan wel veranderen. Bekijk hier onder de verschillende stappen:
1
2
3
4
Geheugensteuntje
Hak het woord in lettergrepen:
bijvoorbeeld: beren
be - ren
De eerste lettergreep be- eindigd met een een lange klank en is open. Je schrijft dan maar één klinker op en één medeklinker
Uitleg docent
Geheugensteuntje zelfstandig naamwoorden
Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een: mens, dier, plant of een ding.
Je kan de of het voor een zelfstandig naamwoord plaatsen
Maak opdr. 8 blz. 180
timer
5:00
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Meervoud van buur
Slide 17 - Open question
Meervoud van dief
Slide 18 - Open question
Meervoud van spul
Slide 19 - Open question
Meervoud van spoor
Slide 20 - Open question
Meervoud van huis
Slide 21 - Open question
Afsluiten les
Wat gaan we doen
Doen
Terugkijken
Slide 22 - Slide
Lesdoel
ik weet hoe je sterke werkwoorden spelt
ik kan meervoud op -en van zelfstandignaamwoorden spellen