De gerund (werkwoord + ing) gebruik je op drie manieren:
1) Als onderwerp, aan het begin van een zin.
Eating apples is healthy.
2) na bepaalde werkwoorden als: love, like, hate, enjoy, stop, start, finish.
I love
eating pizza.
3) na een voorzetsel (of, on, in, over, about etc.)
He went on about falling in love with her.